Alleen voor privé gebruik



23 juni  1907


De ziel die zich overgeeft in de Goddelijke Wil neemt God weer in bezit met al zijn weldaden.

In mijn gebruikelijke toestand was de gezegende Jezus niet gekomen en ik dacht bij mezelf: “Wat zou voor onze Heer de mooiste en meest aanvaardbare act zijn die Hem het makkelijkst zou bewegen om te komen – verdriet om je zonden of geduldige nederigheid?” Op dat ogenblik kwam Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, de mooiste act en die Me het meest behaagt is overgave aan mijn Wil. Overgave in zoverre dat men zich niet herinnert dat zijn eigen wezen bestaat, maar alleen het goddelijke Willen. Hoewel spijt om je zonden goed is en prijzenswaardig, vernietigt het je eigen wezen niet. Zich daarentegen volledig overgeven aan mijn Wil doet je wezen te niet en maakt dat men het goddelijk Wezen weer in bezit neemt.

Als de ziel zich overgeeft aan mijn Wil geeft Me dat meer eer. Dat komt omdat dit Mij alles geeft wat Ik van het schepsel kan krijgen. De ziel laat Mij weer in bezit nemen wat verloren was gegaan en de ziel bezit weer het enige wat ze weer moet bezitten: God. God weer in bezit nemen betekent bovendien al 't goede weer in bezit nemen wat God zelf bezit. Alleen als de ziel volledig in Gods Wil leeft neemt zij God in bezit. Daar komt bij, als ze mijn Wil verlaat krijgt ze haar eigen wezen weer, samen met al het kwaad van haar verdorven natuur”.


deel 8 – 25 juni  1907

Door altijd in de Goddelijke Wil te blijven zal het altijd goed gaan met Luisa.

Vanmorgen dacht ik bij mezelf dat het voelde of ik stil stond, zonder voor of achteruit te gaan en ik zei: “Heer, ik weet zelf niet hoe ik moet zeggen wat ik voel, maar het maakt me niet bezorgd. Of ik nu achter blijf of stil sta, van nu af aan gaat het goed met mij, als ik tenminste in uw Wil ben”.

Kort daarna kwam de gezegende Jezus bij me en zei: “Mijn dochter, schep moed! Wees niet bang als je 't gevoel hebt dat je stil staat, maar wees er op bedacht dat je pauzes houdt in mijn Wil – zonder een moment mijn Wil te verlaten. Ik maak ook pauzes; Toch doe Ik in een oogwenk meer dan ooit in jaren. Weet dat de wereld denkt dat Ik stil houd. Omdat het dient om serieus gelouterd te worden en Ik dat niet doe, oordeelt de wereld dat Ik niets doe. Als Ik echter de roede ter hand neem zul je zien, net als Ik, dat Ik al de pauzes weer invul.

Blijf dus altijd in mijn Wil. Als je merkt dat mijn Wil je nodig heeft, dien en schep vreugde in mijn Wil. Als je merkt dat mijn Wil wil dat je loopt, loop dan, – maar loop altijd in mijn Wil. De reden is dat door te lopen in mijn Wil, je samen met Mij zult lopen en je zult in de zelfde Wil lopen als Ik. Dus blijf voortdurend in de orde van mijn Wil; daar zal het altijd goed met je gaan, of je nu pauzeert of in beweging bent”.



deel 8 – 1 juli  1907

In de Goddelijke Wil worden de zonden uit 't verleden vergeten en gedachten over zonden en over jezelf kunnen niet binnen komen. Hoe in de tijd de vervolgde waarheid herkend en bemind zal worden.

Ik las over een heilige die altijd dacht over haar eigen zonden en God voortdurend spijt betoonde en er vergeving voor vroeg, toen ik in gedachten tegen mezelf zei: “Heer, wat een verschil tussen deze heilige en ik! Ik denk nooit over mijn zonden: deze heilige dacht daarentegen altijd over de hare. Klaarblijkelijk doe ik 't verkeerd”.

Opdat ogenblik voelde ik Jezus in mijn binnenste en in een flits zei Hij: “Dwaas, dwaas kind; wil je niet begrijpen! Wanneer heeft mijn Wil ooit zonden of onvolmaaktheden voortgebracht? Mijn Wil is altijd heilig en wie in mijn Wil leeft wordt heilig. Hij geniet, eet en denkt over alles wat mijn Wil bevat.
Voorts vergeet hij, ofschoon hij in het verleden heeft gezondigd, en zich nu bevindt in de schoonheid, heiligheid en onmetelijkheid die mijn Wil bevat, de lelijkheid van het verleden en hij herinnert zich alleen het nu. Als hij mijn Wil zou verlaten en weer terug valt op zijn eigen wezen, is het niet verwonderlijk dat hij zich zijn zonden en ellende weer herinnert. Houd goed in gedachten dat in mijn Wil deze gedachten over zonden en jezelf niet binnenkomen en dat ook niet kunnen. Bovendien, als de ziel die voelt, betekent dat dat ze niet stevig in Mij verankerd is. Veeleer heeft ze mij verlaten”.

In mijn gebruikelijke toestand had ik Jezus net gezien toen Hij zei: “Mijn dochter, de waarheid, hoe zeer die ook vervolgd wordt, kan alleen maar erkend worden als waarheid. Terzijnertijd zal die zelfde vervolgde waarheid erkend en bemind gaan worden. In deze droevige tijden is alles bedrog en dubbelhartigheid. Om de waarheid te laten heersen verdient de mens bovendien getroffen te worden en vernietigd. Voor een deel zal de mensheid deze kastijdingen zelf veroorzaken en zij zullen elkaar wederzijds vernietigen. Andere komen van mij, speciaal voor Frankrijk, waar zoveel mensen zullen sterven dat het bijna ontvolkt zal raken”.
deel 8 – 4 juli  1907

De ziel moet in haar brein de waarheden zaaien die ze van de Heer geleerd heeft, zonder aan zichzelf te denken.

Ik dacht: “Hoe waardeloos en slecht ben ik. Toch corrigeert of berisp de Heer me niet”. Terwijl ik hierover nadacht voelde ik Jezus bewegen in mijn binnenste en Hij zei: “Mijn dochter, ga voort, ga voort. Al ben Ik goedheid, barmhartigheid en zoetheid, Ik ben ook rechtvaardigheid, sterkte en macht. Zou Ik je achteruit zien gaan of vrijwillig fouten zien maken, dan zou je, met al de grote genaden die Ik je heb geschonken, verdienen om klappen te krijgen. Voorts zou Ik inderdaad klappen uitdelen. Als Ik dit overigens niet doe begrijp je zelf wel wat de reden is.
Als Ik helemaal niet tegen je spreek kun jij in je brein de waarheden zaaien die Ik je onderwezen heb. Richt je dan naar binnen, verenig je met Mij en Ik zal altijd met je samen zijn om in je binnenste te handelen”.


deel 8 – 10 juli  1907

Hoe Luisa werkelijk begon te leven toen ze een slachtofferziel werd. Luisa krijgt zuilen van de Kerk en de wereld te zien, voortkomend uit de wonden in Jezus' handen en de chaos die ontstaat als Jezus geen hulp krijgt om die zuilen overeind te houden.

In mijn gebruikelijke toestand was ik buiten mezelf samen met mijn aanbiddelijke Jezus. Toen ik Hem zag met de doornenkroon, nam ik die kroon van zijn hoofd en zette die met beide handen op mijn hoofd – en duwde die er stevig op. Oh, wat voelde ik de punten in mijn hoofd doordringen! Toch was ik gelukkig om te lijden om de pijnen van Jezus te verlichten. Toen zei ik: “Mijn goede Jezus, zeg me eens duurt het nog lang voor U me mee naar de Hemel neemt”. Waarop Jezus zei: “Integendeel, erg kort”. En Ik: “Uw kort kan tien of twintig jaar zijn. We zijn nu al bij twee en veertig”. Toen zei Hij: “Dat is niet waar. Jouw jaren begonnen toen je slachtofferziel werd. Mijn goedheid riep je en je kunt zeggen dat je sinds die tijd inderdaad echt begon te leven. Bovendien riep Ik je op om mijn leven op aarde te leven, dus nog even en Ik roep je om mijn leven in de Hemel te leven.

Op dat ogenblik kwamen er twee zuilen voort uit de handen van de gezegende Jezus. Deze vormden één geheel die Hij erg stevig op mijn schouders hield zodat ik daaronder niet meer kon bewegen. Als Hij me dan naar de Hemel zou roepen zou Hij niemand hebben om zijn schouders onder die zuilen te zetten en die zouden in zijn handen worden teruggetrokken. Bovendien zouden er dan slachtingen van allerlei aard worden aangericht”.

Ik begreep dat deze zuilen de Kerk en de wereld waren die Jezus één maakte met zijn heilige handen en verbond met zijn heilige wonden. De Kerk en de wereld zullen daar altijd in zijn handen en wonden blijven. Als de goede Jezus echter nergens plaats heeft om de zuil op te laten rusten zal Hij het erg snel moe worden om die terug te trekken in zijn handen. En oh wee, wat voor een ellende zou daarvan komen. Dat is zo hevig en veel dat ik, geloof ik, het best kan zwijgen.



deel 8 – 14 juli  1907

Als er geen gebrek aan liefde is zal de ziel niet in het vagevuur horen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus even. Toen vroeg ik zonder na te denken: “Heer, gisteren heb ik gebiecht. Als ik zou sterven, zou U me dan rechtstreeks mee nemen naar de Hemel, de biecht scheldt immers mijn zonden kwijt”. Waarop Jezus zei: “Mijn dochter, het is waar dat de biecht zonden kwijt scheldt. Het zekerst en gegarandeerde middel echter om aan het vagevuur te ontsnappen, is liefde. Dus liefde moet de overheersende passie zijn in de ziel. Liefde in gedachte, woorden, actie – alles, alles moet voortkomen uit liefde.

Ongeschapen liefde die in alles liefde verwacht, neemt in zichzelf geschapen liefde op. Wat doet het vagevuur in feite anders dan de hiaten van liefde opvullen die er in de ziel zijn? Wanneer het deze hiaten opvult, zendt het de ziel naar de Hemel. Als er geen hiaten zijn hoort de ziel niet in het vagevuur”.



deel 8 – 17 juli  1907

Vrede is een teken dat men leeft in de Goddelijke Wil.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, het ware teken om te weten of een ziel in mijn Wil leeft, is dat bij alles wat er gebeurt, alles in vrede geschiedt. Dat is zo omdat mijn Wil zo volmaakt en heilig is dat die zelfs geen spoor van verwarring kan veroorzaken. Vandaar dat men als men zich verward voelt bij tegenstellingen, versterving en bitterheid, niet kan zeggen dat hij in mijn Wil leeft. Hoogstens zou je kunnen zeggen dat hij in de schaduw van mijn Wil leeft als hij berusting voelt en tegelijkertijd verwarring. Dus als men buiten mijn Wil leeft en niet erin, ervaart hij zijn eigen wil eerder als meester dan de Goddelijke Wil”.


deel 8 – 19 juli  1907

Luisa moet voorzichtig zijn als ze spreekt over de Goddelijke Wil. Hoe duisternis van de menselijke wil niet kan binnen komen in het licht van de Goddelijke Wil.

Toen ik met iemand had gesproken over de Wil van God, had ik opgemerkt dat men ook in vrede zou kunnen leven als men in Gods Wil leeft en dorheid ervaart. Welnu, in mijn gebruikelijke toestand corrigeerde de gezegende Jezus mij en zei: “Mijn dochter, pas op als je spreekt over mijn Wil, want mijn Wil is zo vreugdevol dat die onze gezamenlijke zaligheid uitmaakt. Voorts is de menselijke wil zo ontevreden dat als die in de onze kon binnenkomen, die onze blijheid zou te niet doen en tegen Ons oorlog zou voeren. Daarom komt er geen dorheid, beproevingen tekortkomingen, rusteloosheid of kilte binnen in mijn Wil, want mijn Wil is licht en houdt alle mogelijke vrede in.

De menselijke wil is daarentegen niets anders dan een portie duisternis – vol ongenoegen. Daaruit volgt dat, als de ziel al in mijn Willen is alvorens er contact mee te hebben, het licht van mijn Willen de portie duisternis verdreven heeft. De warmte ervan heeft de kilte en de dorheid verdreven; de goddelijke vreugde heeft het ongenoegen weggewerkt en mijn geluk heeft al de onvrede verwijderd”.


deel 8 – 6 augustus  1907

Aan Luisa wordt gevraagd om als slachtofferziel te lijden om de inwendige en zichtbare bitterheid van de Kerk te bedaren. Aan haar worden de revoluties en bestraffingen tegen de Kerk en regering en de mensen zelf getoond.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en binnenin een kerk. Verder zag ik een zeer mooie dame met borsten zo vol melk dat de huid ervan dreigde te barsten. Toen riep Jezus mij en zei: “Mijn dochter, dit is de toestand van de Kerk. Van binnen zit zij vol bitterheid en bij die inwendige bitterheid komt ook zichtbare bitterheid. Jij lijdt wat om deze bitterheid wat te milderen”.

Terwijl Hij dat zei verschenen de borsten. Toen maakte Hij een kopje met zijn hand en vulde dat met melk en gaf me dat te drinken. Het was bitter en veroorzaakte zoveel lijden dat ik niet weet hoe ik dat uit moet leggen. Op dat ogenblik zag ik mensen bezig met revolutie – zij kwamen de kerk binnen, ontblootten de altaren, staken die in brand, vermoorden de priesters, sloegen beelden kapot en duizenden andere beledigingen en misdaden. Terwijl ze dit deden zond de Heer andere geselingen vanuit de Hemel en er waren veel slachtoffers en doden. Het leek een algemene hetze tegen de Kerk, de regering en tussen de mensen onderling. Ik was geschrokken en bevond me weer in mezelf. Voorts zag ik de koningin Moeder samen met al de heiligen die Jezus smeekten om lijden voor mij. Het kwam me echter voor dat Hij er geen aandacht aan besteedde en zij protesteerden bij Hem. Waarop de gezegende Jezus geërgerd antwoordde: “Erger me niet. Blijf kalm, anders zal Ik haar wegnemen!” Maar met dit alles leek het of ik een beetje leed. Om alles in zijn geheel te beschrijven zeg ik erbij dat ik bijna al deze dagen – in mijn gebruikelijke toestand – niets anders zie dan revoluties en bestraffingen.

De gezegende Jezus is bijna altijd rustig en van tijd tot tijd zegt Hij mij alleen: “Mijn dochter, leg geen druk op Mij – anders haal Ik je uit deze toestand”. Toen zei ik: “Mijn God en mijn alles, als U vrij wilt zijn om te doen wat U wilt, neem me dan mee! Dan zult U kunnen doen wat U maar wilt”. Het leek dat er deze dagen veel geduld nodig is om zich te verenigen met de gezegende Jezus.


deel 8 – 22 augustus  1907

Aandacht voor iets anders dan God en u is een hindernis voor de genade – Hoe gebrek aan of je niet houden aan je voornemens Jezus' lijden hernieuwt.

In mijn gebruikelijke toestand was mijn aanbiddelijke Jezus maar net bij mij of Hij zei: “Mijn dochter, om de genade ongehinderd te laten binnenkomen moet de ziel in de wereld staan alsof er niets anders bestaat dan God en de ziel. De reden is dat iedere andere gedachte of ding dat komt tussen de ziel en God een hindernis is voor de genade om de ziel binnen te komen en voor de ziel om de genade te ontvangen”.

Een ander keer zei Hij: “Mijn dochter, gebrek aan voornemens is de belangrijkste oorzaak van het weer opflakkeren van mijn lijden. Ach, het zijn ook alleen lafaards die zich niet aan hun beloften houden! Alleen tegenover Mij komen zij tot zulke lafheid, ondankbaarheid en schandelijkheid. Weet dat zij Mij zowel doen lijden op het moment dat zij iets beloven, als wanneer zij deze beloften verbreken”.


deel 8 – september  1907

Gods werken zijn volmaakt en die volmaaktheid staat bekend als 'een cirkel zijn' of 'n perfect vierkant. Vandaar dat de ziel om volmaakt te zijn hetzelfde moet zijn – rond – in alle omstandigheden.

Ik maak bittere dagen door met het voortdurend ontberen van Jezus. Hoogstens komt Hij in een flits en bijna voortdurend dreigt Hij met straffen. Oh God, wat een hetze lijkt de wereld van streek te maken. Iedereen is in een stemming van oproer en elkaar vermoorden. De Heer trekt zijn genade terug en de mensen worden als woeste beesten! Overigens is het beter deze dingen te verzwijgen. Er over spreken verbittert mijn arme ziel te veel – een ziel die al voldoende doordrenkt is van bitterheid. Vanmorgen toen Hij plotseling kwam zei de gezegende Jezus: “Al Gods werken zijn volmaakt en die volmaaktheid staat bekend als rond of 'n perfect vierkant. Aldus bestaat er in het hemels Jeruzalem geen steen die niet rond is of vierkant”.

Ik snapte er niets van. Toch keek ik naar de hemel en ik zag de sterren, de zon, de maan en ook de vorm van aarde. Die waren alle rond. Overigens begreep ik de betekenis echter niet. Toen vervolgde de Heer: “Een ronde vorm heeft het zelfde in al haar delen. Net zo moet de ziel om volmaakt te zijn hetzelfde zijn in al haar toestanden, in al haar acten – of ze nu voorspoed of tegenspoed betekenen, zoet of bitter. Deze gelijkheid moet haar in alles omgeven en zo de gestalte van een rond object vormen”.
Anders kan de ziel als ze niet in alle dingen hetzelfde is, niet mooi en zuiver binnen gaan in het hemels Jeruzalem. Bovendien kan zij dan niet, zoals de sterren, het vaderland van de zaligen verfraaien. Dus hoe meer een ziel standvastig is in alles, des te meer benadert ze de goddelijke volmaaktheid.


deel 8 – 3 oktober  1907

Kiezen voor zichzelf, zelfs voor een ogenblik weerhoudt de genade en ontwricht de relatie van de ziel met God. Hoe gehoorzaamheid de sleutel is voor de Goddelijke Wil.

In mijn gebruikelijke toestand was de gezegende Jezus toch niet gekomen. Daar komt bij dat ik gebroken was vanwege de pijn Hem te moeten missen en ook door de gedachte dat het slachtofferziel zijn weleens niet langer de Wil van God kon zijn. Het kwam mij voor dat ik voor de goddelijke tegenwoordigheid walgelijk was geworden, alleen nog waard om verafschuwd te worden. Terwijl ik dit dacht, kwam Hij plotseling en zei: “Mijn dochter, wie kiest voor zichzelf, zelfs voor een ogenblik, houdt de genade tegen. Hij maakt zichzelf tot zijn eigen meester en God tot zijn slaaf”. Toen vervolgde Hij: “De Wil van God maakt dat men het goddelijke in bezit krijgt, maar gehoorzaamheid is de sleutel om de deur te openen en dit bezit binnen te gaan”. Na die woorden verdween Hij.


deel 8 – 4 oktober  1907

Alleen door het Kruis wordt de Godheid geënt op de mensheid. Hoe het kruis de rijkdom is van de ziel.

Nog steeds in mijn toestand van gemis en maar weinig lijden zei ik bij mezelf: “Ik word niet alleen beroofd van Jezus, maar het goede van het lijden is nu ook van mij afgenomen. Oh, God. Daarom wil ik op punt zetten en mezelf confronteren met de dingen die me het meest dierbaar zijn en mijn leven uitmaken – Jezus en het kruis. Als ik voor Jezus afschuwelijk ben vanwege mijn ondankbaarheid is het terecht dat Hij niet komt. Maar gij, oh Kruis, wat heb ik u misdaan dat zo barbaars is dat ge me verlaten hebt? Heb ik u niet behandeld als mijn trouwe metgezel?
Oh, ik herinner me dat ik u zo lief had dat ik niet wist hoe ik zonder u kon en dat ik u soms nog liever had dan Jezus zelf. Ik wist niet wat u met mij had gedaan dat ik niet wist hoe ik zonder u zou kunnen. Toch hebt u me verlaten! Het is waar dat u veel goeds voor mij gedaan hebt. U was de weg, de deur, het vertrek, het geheim en het licht waarin ik Jezus vond. Daarom hield ik juist zo veel van u. Maar nu, alles is voorbij voor mij!”

Terwijl ik dit dacht kwam plotseling de gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, het Kruis is de poort van het leven en wie het niet liefheeft, heeft zijn eigen leven niet lief. Dit komt omdat alleen met het kruis de Godheid wordt geënt op de ellendige mensheid. Alleen het kruis zet de verlossing in de wereld voort en ent degene die het ontvangt op de Godheid. Daar komt bij, wie het kruis niet liefheeft maakt duidelijk dat hij niets weet van deugd, volmaaktheid, liefde van God of het ware leven.

Het gaat als met een rijke die zijn rijkdom kwijt raakt en voor zichzelf de helft opbergt om het terug te krijgen – of eventueel meer. Hoeveel houdt hij niet van deze helft? Bovendien, stopt hij niet zijn eigen leven in deze helft om misschien weer zijn weelderig leven terug te krijgen? Zo gaat het ook met 't Kruis. De mens was arm geworden en het Kruis is de helft, niet alleen om hem te redden uit de armoede, maar om hem te verrijken met alle goeds. Daarom is het kruis de rijkdom van de ziel”.
Toen verdween Hij en ik bleef nog meer verbitterd achter, denkend aan het verlies dat ik had veroorzaakt.



deel 8 – 12 oktober  1907

Jezus toont Luisa op handen zijnde kastijdingen en wil de vrije loop laten aan zijn rechtvaardigheid tegenover de uitdagende mensheid.

Na dagen van ontbering en tranen kwam Jezus eindelijk vanmorgen en Hij zei: “Ach, mijn dochter, je weet niet wat er plaats moet vinden tussen nu en een jaar verder. Oh, wat zal er veel gebeuren! Kijk eens even”.
Op dat ogenblik bevond ik me buiten mezelf samen met Jezus. Ik zag waar op sommige plaatsen alles wegzonk, steden totaal werden begraven, en gebieden onder water liepen – waar alles wat ooit op die plaatsen had bestaan verdween. In andere regio's deden zich aardbevingen voor met aanzienlijke schade en ook doden. Op meerdere plaatsen waren er revoluties en in sommige streken erg gewelddadige personen. Het was, zo erg dat men niet kon rondlopen zonder op menselijk bloed te trappen. Maar wie zou alles kunnen verwoorden van de tragedie die ik gezien heb.

Hierna vervolgde mijn goede Jezus: “Heb je het gezien? Ach, mijn dochter, houd moed! Heb geduld in de omstandigheden waarin je verkeert. Rechtvaardigheid die zich wil manifesteren tegenover de schepselen, spaart jou nu om zich later in jou te ontladen. Zo zal het ontbreken van lijden voor jou het hiaat van hun lijden opvullen. Laat ons ruimte geven aan de rechtvaardigheid, het is nodig – de schepselen dagen te veel uit. Vandaar dat de rechtvaardigheid aan alles een eind zal maken en Ik zal weer bij je zijn zoals te voren”.



deel 8 – 29 oktober  1907

Liefde siert, verenigt één enkel wezen. Hoe het offer het hout is dat het vuur van de liefde doet oplaaien en gehoorzaamheid brengt, orde in alles.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en ik zag hoe het Kindje Jezus op mijn bed geraakte. Daarna sloeg Hij met zijn handen op mijn hele lichaam en schopte me ook. Toen Hij me overal geslagen had en gestompt verdween Hij.

Toen ik weer tot mezelf kwam begreep ik de reden voor dit slaan niet. Ik was echter tevreden en spoorde mezelf aan me aan Jezus te onderwerpen om nog meer geslagen te worden. Dus terwijl ik me nog erger verpletterd voelde, werd ik weer door de gezegende Jezus verrast. Hij nam zijn doornenkroon en zette die stevig op mijn hoofd, maar met zo'n kracht dat die doordrong tot binnenin mij. Toen plaatste Hij de doornenkroon tot binnenin mij alsof Hij op 't punt stond om door te gaan met de kastijding van de wereld. Hij zei me: “Mij dochter, wat gaan we doen? Laat ons gaan, laat ons doorgaan met de kastijding van de wereld”. Ik werd bang want ik voelde dat Hij mijn wil met de zijne ging verenigen om voor ons beiden de straffen ten uitvoer te brengen. Waarop Hij zei: “Wat Ik je zeg moet je niet vergeten. Denk er aan dat Ik je enige tijd geleden de huidige straffen liet zien en ook die Ik wilde gaan zenden. Bovendien bood jij jezelf aan mijn rechtvaardigheid aan en kwam tussenbeide voor de mensheid door jezelf aan te bieden om alles in liefde te ondergaan wat je werd geschonken. Dus uit respect voor jou wilde Ik i.p.v. tien jaar kastijding slechts vijf jaar straffen. Daarom heb Ik je van morgen geslagen om je je zin te geven en Ik dwong mijn wezen om voor vijf jaar te straffen i.p.v. tien”.

Toen vervolgde Hij weer: “Mijn dochter, liefde geeft de ziel meer eigenwaarde en geeft haar al mijn rijkdom die Ik bezit. Dat komt omdat ware liefde geen enkele verdeeldheid toestaat, want daardoor kan de een ondergeschikt worden aan de ander. 'Wat van jou is, is van Mij' is de taal van twee wezens die elkaar waarlijk beminnen, omdat ware liefde transformatie betekent.
Daarom verwijdert de schoonheid van God de lelijkheid van de ziel en maakt haar mooi. Als de ziel arm is wordt zij rijk; als zij onwetend is wordt zij onderwezen; als zij slecht is wordt zij veredeld... In twee wezens die elkaar lief hebben is zowel de hartslag als de adem als de wil één. Als bovendien andermans hartslag of ademhaling bij hen binnen willen dringen, zullen zij zich bedrukt voelen, opgewonden en gekwetst en zij blijven ziek achter.

Dus ware liefde is gezondheid en heiligheid. Hiermee zal er een zoele en geurige lucht ontstaan die dezelfde adem en hetzelfde leven is als die van de koning. Maar deze liefde blijft meer veredeld, hechter, sterker en neemt toe in het offer, zodat liefde de vlam is, het offer en het brandhout. Waar meer brandhout is, is de vuurgloed heter en het vuur altijd feller.

Wat betekent offer? Het betekent zich uitputten in liefde en zich uitstorten in het wezen van de geliefde persoon. Daar komt bij, hoe meer men zich opoffert, des te meer men opgaat in de geliefde – God. Zich zelf loslatend herkrijgt hij al de trekken en de adel van het goddelijk Wezen. Je ziet dit ook in de natuurlijke wereld als iets sterft, zij het dan op een onvolmaakte wijze.

Wie verkrijgt naam, adel en heldendom: een soldaat die zich offert, die zichzelf in gevaar brengt in de strijd en zijn leven op het spel zet uit liefde voor de koning? Of een ander die met zijn handen in zijn schoot blijft zitten? Zeker, de eerste. Als een dienaar die hoopt dat hij mag zitten aan de tafel van zijn meester: de trouwe dienaar die zich opoffert, zijn eigen leven riskeert en uit liefde voor zijn meester zich meer bekommert om de belangen van zijn meester? Of die schandelijke dienaar die zijn plicht doet, maar die als hij kon, het offer uit de weg zou gaan? Zeker de eerste; zo is het ook voor de zoon en de vader, de vriend en zijn vriend etc.

Dus liefde siert, verenigt en vormt één enkel wezen. Het offer is het brandhout dat het liefdevuur vergroot en gehoorzaamheid brengt, orde in alles”.



deel 8 – 3 november  1907

Er mag geen scheiding zijn tussen Jezus en Luisa. Jezus noemt Luisa zijn klein grassprietje. Hoe het God behaagt aan kleine dingen waarde te hechten.

Vanmorgen, in mijn gebruikelijke toestand, voelde ik Jezus bewegen in mijn binnenste en Hij herhaalde: “Laat ons voort gaan met de kastijding van de wereld”. Toen ik dit hoorde raakte ik in spanning en zei: “Heer, waarom zegt U dat wé voort moeten gaan?” Zeg liever: “Ik wil voortgaan met de straffen”. Ik ben bang om mijn wil hierin te onderwerpen”. Toen zei Hij: “Mij dochter, mijn Wil en de jouwe zijn één geheel. Bovendien, als Ik zeg, “laat ons voortgaan met de straffen” zeg Ik dan niet hetzelfde met het goede dat Ik schepselen schenk, dat de straffen ver overtreft? Bovendien ben jij niet met Mij verenigd in de zovele straffen die Ik niet over hen laat komen? Dus moeten degenen die verenigd zijn in het goede, niet ook verenigd zijn in de verstervingen? Tussen jou en Mij mag geen scheiding zijn.

Jij bent niets dan een grassprietje en het heeft God behaagd dit te begiftigen met een schitterend vermogen. Omdat het grassprietje zelf het vermogen dat ze heeft niet kent, wordt het vertrapt en er wordt zelfs niet naar gekeken. Zo ook vertrapt degene die de gave die Ik in jou gelegd heb en het vermogen dat mijn grassprietje heeft niet kent, jou niet alleen, maar die begrijpt niet hoe het Mij behaagt waarde te hechten aan kleine dingen”. Hierna kwam het me voor dat Hij zijn hoofd tegen het mijne vlijde en ik zei: “Oh laat me uw doornen voelen”. Waarop Hij zei: “Wil je dat Ik je sla?” Waarop ik antwoordde: “Ja”. Op dat moment zag ik een roede met vuurbollen in Jezus hand. Toen ik het vuur zag zei ik: “Heer, ik ben bang van het vuur; sla me alleen met de roede”. Waarop Hij antwoordde: “Wil je niet geslagen worden? Dan ga Ik weg”. Toen verdween Hij, zonder me de tijd te geven om Hem te smeken me te slaan zoals Hij van plan was. Oh wat was ik opstandig en verdrietig. Maar Hij die altijd goed is zal me vergeven.



deel 8 – 18 november  1907

Hoe meer een schepsel tot niets wordt teruggebracht, des te meer wordt die gevuld met het heelal.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus plotseling. Toen zei ik, terwijl ik Hem bijna niet had gezien: “Mijn lieve leven, wat ben ik slecht geworden. Ik voel me tot niets teruggebracht. Ik voel mezelf niet meer; alles is leeg. Alleen vanbinnen voel ik verrukking; en in deze verrukking wacht ik op U – dat U me weer zult vervullen. Maar ik wacht tevergeefs op U dat U me weer vult. Ik voel me zelfs telkens weer terugvallen in mijn niets-zijn”.
Waarop Jezus zei: “Ach, mijn dochter, en is dat een kwelling dat je je voelt teruggebracht tot niets? Het is zelfs zo, zeg Ik je, hoe meer een schepsel wordt teruggebracht tot niets hoe meer het wordt gevuld met het heelal. Dientengevolge, als er maar een schaduw van jezelf overblijft dan zou die schaduw Mij verhinderen om Me volledig aan de ziel over te leveren. Bovendien dat je telkens terugvalt in je niets-zijn betekent dat je je menselijk wezen verliest om het goddelijke weer terug te krijgen”.


deel 8 – 21 november  1907

Alleen door te doen zoals Jezus kan een ziel voorzien in het heil van allen.

In mijn gebruikelijke toestand verenigde ik me met onze Heer om zijn gedachten, hartenklop, adem en al zijn bewegingen totaal één te laten worden met de mijne. Daarna nam ik me voor naar ieder schepsel te gaan om dit alles aan iedereen te geven. Bovendien gaf ik toen, omdat ik verenigd was met Jezus in de hof van Olijven, aan allen en aan iedereen, en ook aan de zielen in 't vagevuur, zijn druppels bloed, zijn gebeden, zijn angst en al het goede dat Hij deed. Ik deed dit opdat alle adem, beweging en hartslag van de schepselen zou worden goedgemaakt, gezuiverd en vergoddelijkt. Bovendien gaf ik hun de bron van alle goeds, al zijn pijn, als geneesmiddel.

Terwijl ik dit deed zei de gezegende Jezus in mijn binnenste: “Mijn dochter, met deze intenties van jou verwond je Me voortdurend. Omdat je het dikwijls doet wacht de ene pijl op de andere en zo veroorzaakt die evenzo nieuwe wonden”.
Toen zei ik: “Hoe is 't mogelijk dat U gewond blijft; toch verbergt U zich en doet me zoveel lijden, me afvragend wanneer U zult komen? Zijn dat de wonden? Is dit het teken van uw liefde voor mij? Waarop Hij antwoordde: “Ik heb zelfs niets gezegd over alles wat Ik je had kunnen zeggen. Bovendien kan de ziel zelf, tijdens haar leven niet al het goede en de liefde begrijpen tussen de schepselen en hun Schepper. Dit zijn mijn werken, mijn woorden, mijn alles wat zich binnen in mijn leven afspeelt. Alleen door te doen zoals Ik doe kan een ziel bewerken wat goed is voor allen.

Ik zeg je alleen dat iedere gedachte van jou, iedere hartenklop, beweging, al je ledematen en ieder pijn in je botten evenveel lichten zijn die jij achterlaat, die vergiffenis schenken voor het heil van iedereen. Verder geef ik je drie maal zo veel andere lichten van genade; en in de Hemel zal Ik je meer glorie schenken. Het is voldoende om je te zeggen dat je net zo verenigd bent als b.v. de Schepper met het schepsel en een orgel met het geluid, als de Schepper met de zon en het schepsel met de stralen en zoals de Schepper met de bloem en het schepsel met de geur. Zou de een misschien zonder de ander kunnen? Nee, zeker niet.

Neem je van me aan dat Ik al je innerlijk werk en je pijnen opmerk? Zou Ik het kunnen vergeten, als ze mij zouden verlaten, terwijl zij één geheel zijn met Mij? Daar komt bij, iedere keer dat een ziel mijn passie overweegt – een geopenbaarde schat voor het heil van allen – is het als het starten van een bank om deze schat te vermenigvuldigen en de goederen aan iedereen uit te delen”.




deel 8 – 23 november  1907

Afgeleid zijn of moeilijkheden zijn een teken dat de ziel zich niet volkomen heeft toegewijd aan Jezus.

Toen ik had gehoord van iemand die gemakkelijk afgeleid werd tijdens de communie zei ik tegen mezelf: “Hoe is 't mogelijk afgeleid te worden terwijl iemand bij U is. Blijft die misschien niet helemaal opgenomen in U?”

In mijn gebruikelijke toestand deed ik zoals gewoonlijk mijn inwendige acten. Toen leek het of ik wat afgeleid zou worden. De gezegende Jezus legde echter zijn handen op mij waardoor de afleiding niet binnen kon dringen.

Toen zei Hij me: “Mijn dochter, als de ziel afgeleid wordt of andere moeilijkheden heeft, is dat een teken dat zij zich niet volkomen aan Mij heeft toegewijd. Dat komt omdat als een ziel zich helemaal aan Mij gegeven heeft en dus van Mij is, Ik weet hoe Ik goed voor mijn cadeau moet zorgen. Krachtens zijn vrije wil ben Ik, als de ziel zich niet helemaal aan Mij toewijdt niet extra waakzaam en zij wordt dientengevolge gedwongen moeilijke dingen te ondergaan die mijn vereniging met haar verijdelen. Als een ziel echter volkomen van Mij is kost het geen moeite om vredig te blijven. Het is helemaal mijn verantwoording om te voorkomen dat er iets binnen komt dat onze vereniging belemmert”.


deel 8 – december  1907

Een ziel die Jezus Wil werkelijk liefheeft in al haar acten, heeft alleen de intentie Hem te ontmoeten en Hem te bevrijden van het kruis.

In mijn gebruikelijke toestand overdacht ik hoe de gezegende Jezus zijn gezegende Moeder ontmoette op de weg naar Calvarië. Terwijl ik medelijden had zowel met de een als met de ander zei de lieve Jezus: “Mijn dochter, mijn Moeder ging op de dag van mijn passie alleen weg om haar Zoon te ontmoeten en te verheffen. Als een ziel die echt liefheeft was haar intentie bij al haar werk alleen haar innig Geliefde te ontmoeten en het gewicht van zijn kruis te verlichten. Omdat menselijk leven een voortdurende act is – met aanvullende acten die zowel in-als uitwendig zijn – zo doet een ziel die werkelijk liefheeft niets anders dan voortdurend ontmoetingen arrangeren met haar geliefde.

Maar zal deze ziel alleen haar geliefde ontmoetten? Nee, nee. Zij zal Hem begroeten, omhelzen, Hem kussen, Hem troosten en Hem liefhebben. Al zou er een woord wat gesproken werd verloren gaan, haar geliefde zal voldaan zijn, tevreden met acten die altijd gesteld worden als een offer. Dat betekent als de act dient om mijn offer dat binnen in de act is aan te vullen. Dan zal het dienen om de zwaarte van het kruis te verlichten”.

Wat zal het geluk zijn van deze ziel die in zijn werk in voortdurend contact blijft met Mij? Net zoals bij mijn liefde zal dit geluk steeds vermeerderen, bij elke ontmoeting, telkens als de ziel in voortdurend contact blijft door middel van de samenwerking met Mij. Maar hoe weinigen doen dit, als ze al helpen, om zo een eenvoudige weg te vinden via hun acten. Daarom, kom naar Mij toe! Kom dichter bij en troost Me om de zo vele kwellingen die schepselen Me aandoen.


deel 8 – 23 januari  1908

Jezus gaat nooit zo maar naar een ziel. Hoe meer een ziel Jezus liefheeft des te meer hernieuwt Jezus zijn liefde voor de ziel. Jezus vergelijkt de verdiensten van de liefde met zuiver goud, andere verdiensten met lood. Luisa wordt 'n monseigneur getoond, bekleed met zilver en hij vertegenwoordigt zo de zuiverheid van zijn act, maar met het licht van de Waarheid, versluierd door zwart, de vervuiler van zijn menselijke act.

Toen hij kwam zei monseigneur dat ik, met deze bezoeken van onze Heer, niets verdiend heb en dat ik de bezoeken van onze Heer alleen verdiende als ik de deugden beoefende. Samen hiermee moest ik bovendien bidden voor sommige intenties van monseigneur. Als gevolg hiervan werd ik in de loop van de dag ongerust over wat ik voelde. Toen zei ik direct bij mezelf: Mijn aanbiddelijke Goed, U weet dat ik nooit aandacht heb besteed aan verdienste, maar alleen aan U beminnen. Het lijkt me dat ze van mij dienares van uw huis willen maken door aandacht te besteden aan die dingen. Nee, ik wil geen dienares zijn maar dochter of nog beter met U als mijn Geliefde en ik als uw geliefde. Maar zelfs met dat alles kwamen de zorgen vrij dikwijls terug.

In mijn gebruikelijke toestand kwam hierna mijn gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, monseigneur had het bij het verkeerde eind met wat hij jou zei. Als Ik naar een ziel ga, ga Ik nooit zo maar - maar Ik breng altijd wat heilzaam is. Tot nu toe heb Ik je gesproken over de deugde. Nu verander Ik dit alles, en Ik spreek je over mijn schoonheid en zoveel andere dingen, zodat al het andere hiermee vergeleken lelijk is.

Bovendien, zelfs ofschoon liefde niets zegt, is het zeker dat ze blijft groeien in de ziel. Zo ook: hoe meer een ziel Mij lief heeft, des te meer vernieuw Ik mijn liefde voor haar. De verdiensten van de liefde zijn zo groot, edel en goddelijk dat – vergeleken met andere verdiensten – de andere verdiensten als lood zijn en die van de liefde puur goud”.

Toen kwam monseigneur. Het was duidelijk dat hij geen standbeeld was, want hij probeerde iets te zeggen, iets nuttigs te doen net als een schepsel. Daarop zei Jezus: “En zal Ik, de Schepper, dan iets van deze nutteloze dingen doen?”

Op dat moment herinnerde ik me de intenties die monseigneur me had aanbevolen en ik bad onze Heer dat Hij daarin zou toestemmen. Toen leek het of ik monseigneur met een zilveren kleed zag. Vanaf zijn hoofd hing er een zwarte sluier die een deel van zijn ogen bedekte en het zag eruit of deze sluier liep naar een ander persoon waar hij achter stond. Ik begreep hier niets van en de gezegende Jezus zei: “Het zilveren kleed dat je ziet van monseigneur is de zuiverheid van zijn acten en de zwarte sluier is de vervuiling van zijn menselijke act. Bovendien is deze menselijke act die vervuild als een sluier die het licht van de waarheid bedekt dat straalt binnenin zijn brein. Soms doet hem dit handelen uit angst of om iemand anders tevreden te stellen en niet volgens de waarheid die mijn genade laat stralen vanuit zijn brein”.

Toen zei ik: “Heer, schenk hem wat hij vraagt. Dat is wat betreft uw grotere glorie”. Waarop Hij zei: “Voor een weifelende ziel geeft uitstel aan de vijand tijd en plaats voor een woedende strijd. Als ge echter geen tijd geeft – en uzelf vastbesloten en standvastig vindt – sluit de ziel de deuren voor deze vijanden. Dan heeft de ziel het voordeel zelfs niet te maken te hebben met een gevecht. Dus als de ziel wil dat de strijd spoedig ophoudt dan is dit de weg. Bovendien zal Ik er bij zijn, en wij zullen er als overwinnaars uit komen. Nadien zullen dezelfden die tegen de ziel waren nu vóór hen zijn. Dan zullen ze het meer bewonderen als ze zien dat het menselijk perspectief is opgegeven”.

deel 8 – 6 februari  1908

Het teken dat een ziel in Gods genade leeft is de stiptheid om uit te voeren wat de genade wil. Genade wordt vergeleken met elektrische stroom – zonder de verbindingen kan het niet worden overgedragen.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, het teken dat een ziel in mijn genade leeft is dat, als Ik mijn genade mede deel, de ziel meteen doet wat de genade wil – en op een manier dat de genade op de eerste plaats komt in haar binnenste. Bovendien, nadat de ziel zich heeft gewijd aan het komende gebeuren, wordt de genade meegedeeld en verenigd met de wil van de ziel vestigt die zich in de act die werkzaam is. Als de genade de ziel niet bereid vindt, blijft grote onzekerheid bestaan.

Genade wordt gesymboliseerd door een elektrische stroom die alleen die objecten verlicht die ermee in verbinding zijn gebracht om die stroom te ontvangen. Als deze voorbereidingen echter niet zijn getroffen – of een verbinding is gebroken of vernietigd – kan het licht niet worden overgedragen vanwege de schade aan de stroom”. Toen verdween Hij.
deel 8 – 7 februari  1908

Hoe dit leven een last is die, samen met Jezus gedragen, tenslotte wordt veranderd in een schat.

In mijn gebruikelijke toestand overwoog ik de enorme zwaarte die de gezegende Jezus voelde bij het dragen van het kruis, en ik zei bij mezelf: “Heer, het leven is ook een zwaarte maar wat voor een! Vooral de afstand tot U, mijn hoogste Goed”.

Op dat ogenblik kwam Hij en zei: “Mijn dochter, het is waar dat het leven een last is. Als deze last echter met Mij samen wordt gedragen en de ziel aan het eind van het leven ontdekt dat zij deze zwaarte aan Mij kan overdragen, zal zij ontdekken dat deze zwaarte veranderd is in een schat. Dan zal ze de juwelen, de kostbare edelstenen, de diamanten en alle weelde ontdekken die haar voor altijd gelukkig maken”.


deel 8 – 9 februari  1908

Jezus leert Luisa drie stappen op de weg samen met Hem: innerlijke transformatie in Hem, naar buiten toe samenwerken met Hem en dit doen voor het welzijn van alle schepselen en God. Hoe liefde betekent leven voor Jezus.

Na de communie zei ik: “Heer, houd me altijd dicht bij U. Ik ben zo klein dat ik – omdat ik klein ben – mezelf zou kunnen verliezen als U me niet stevig vast houdt”. Toen zei Hij: “Ik wil je leren hoe je met Mij samen moet zijn. Ten eerste moet je in Mij binnen komen, jezelf in Mij transformeren en tot je nemen wat je vindt in Mij.

Ten tweede: als je jezelf met Mij gevuld hebt, ga dan naar buiten en wees werkzaam samen met Mij – alsof jij en Ik een enkel wezen zijn. Doe dit zo dat als Ik beweeg, jij beweegt, als Ik denk, dat jij dan mijn zelfde gedachte denkt. Met andere woorden dat jij zult doen wat Ik doe.

Ten derde: verwijder jezelf een ogenblikje van Mij – met het werk dat we samen gedaan hebben – en ga binnen in het centrum van het schepsel. Geef allen en iedereen alles wat we samen gedaan hebben; dat betekent: geef aan iedereen mijn goddelijk leven. Kom dan direct weer terug in Mij om Mij namens iedereen al de glorie te schenken die zij Mij hadden moeten geven. Bid, smeek om vergeving. Herstel en heb lief... ja heb Mij lief namens iedereen! Verzadig Mij met liefde!

In Mij zijn geen begeerten. Als er echter begeerte zou kunnen zijn dan zou er maar één enkele zijn: liefde. Maar liefde is in Mij meer dan begeerte, het is mijn leven. Bovendien, als de begeerten kunnen worden vernietigd, leven kan dat niet. Zie je hoe Ik in Mijzelf de noodzaak vind om bemind te worden. Bemin Mij daarom. Bemin Mij”
deel 8 – 12 februari  1908

Bangheid verstikt de genade en de ziel raakt verstopt. Voorbeeld van een boer die met al zijn inspanningen weinig of niets oogst. Hoe een moedige ziel meer doet in één dag dan een bange ziel in een jaar.

In mijn gebruikelijke toestand kwam plotseling de gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, bangheid verstikt de genade en de ziel raakt verstopt. Een bange ziel zal nooit goed zijn in het bewerken van grootse dingen – noch voor God, noch voor zijn naaste, noch voor zichzelf. Het lijkt of de bange ziel aan handen en voeten gebonden is. Daarom houdt zij, niet in staat om vrijuit te lopen, altijd één oog op zichzelf en op de inspanning die het vraagt om te lopen. Bangheid maakt dat men altijd naar beneden kijkt, nooit omhoog. De kracht om te werken ontleent zij niet aan God maar aan zichzelf. Aldus wordt de genade zwakker in plaats van te groeien. Het gaat net zoals met die arme boer die zaaide en na het zaaien zijn stukje land bewerkt en weinig tot niets oogst. Omgekeerd, een moedige ziel doet meer in een dag dan een bange in een jaar”.



deel 8 – 16 februari  1908

De vruchten van het kruis en de genade zijn geduld en berusting, wat liefde voortbrengt en ons met zekerheid laat weten of we onze Heer liefhebben.

In mijn gebruikelijke toestand dacht ik: “Waarom maakt alleen het kruis ons duidelijk of we de Heer werkelijk liefhebben, terwijl er zoveel andere dingen zijn – de deugden, gebed, de sacramenten – die ons kunnen duidelijk maken of we onze Heer liefhebben?” Terwijl ik dit dacht kwam de gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, het is zo. Alleen het kruis maakt duidelijk of de ziel de Heer waarlijk liefheeft – maar dan wel een kruis gedragen met geduld en berusting. Dat komt omdat er goddelijk leven is waar geduld en berusting is ten aanzien van kruizen. Als er geduld is kan het niets natuurlijks zijn, maar iets goddelijks omdat de natuur het lijden wil weigeren.

Voorts bemint de ziel niet meer met zijn eigen liefde maar wordt verenigd met de liefde van het goddelijk leven. Zou je twijfelen of je liefhebt als je God gaat liefhebben met zijn eigen liefde? Terwijl in andere dingen, ook in de sacramenten, en ook in de ziel zou liefde zou kunnen zijn die dat goddelijk leven bevat, maar zij kunnen niet de zekerheid van het kruis geven. Bij gebrek aan de juiste gezindheid kan er al of niet deze liefde zijn.

Men zou zeer goed kunnen biechten. Als hij echter de goede instelling zou missen, kun je niet met zekerheid zeggen of hij lief heeft of dat hij dit goddelijk leven in zichzelf ontvangen heeft. Terwijl een ander, als hij de communie ontvang, ja dan ontvangt hij het goddelijk leven – maar kun je met zekerheid zeggen dat dit leven in hem blijft als hij de juist instelling niet heeft?
Daarom komt het voor dat sommigen de communie ontvangen of gaan biechten en toch is er in deze acten niet het geduld van goddelijk leven te vinden. Bovendien, als geduld en liefde ontbreken dan is er twijfel – omdat liefde alleen duidelijk wordt door het offer. Omgekeerd, geduld en berusting zijn de vruchten van het kruis en genade en zij brengen liefde voort”.



deel 8 – 9 maart  1908

Jezus hartenklop bevat de hartenklop van alle schepselen en geeft het leven terug aan allen. Hoe het kruis en Jezus een schat is in Luisa die schepselen naar zich toetrekt.

In mijn gebruikelijke toestand kwam plotseling de gezegende Jezus. Het leek of Hij dicht bij me kwam om me vrij sterk zijn hartenklop te laten voelen. Bovendien klopten er in zijn hartslag vele andere zwakke hartslagen. Toen zei Hij: “Mijn dochter, in deze toestand tref Ik mijn hart in de act van mijn passie aan. In mijn hart klopte al het menselijk leven dat, met mijn zonden, geheel aanwezig was in de act van mijn dood. Voorts herstelde mijn hart – gekastijd door hun ondankbaarheid, maar tot het uiterste gebracht door de liefde, het leven van iedereen. Daarom sloeg mijn hart zeer krachtig en mijn hartslag bevatte de hartslag van alle mensen – en veranderde die in hartslagen van genade, liefde en goddelijke vreugden”. Waarna Hij verdween.

Behalve dit had ik een dag met veel bezoeken en ik voelde me moe. In mijn binnenste zuchtte ik bij onze Heer: “Haal de schepselen bij me weg. Ik voel me erg bedrukt. Ik weet niet wat zij zoeken of wat ze van mij willen. Heb medelijden met mij om het geweld dat ik voortdurend onderga om in mijn binnenste bij U te blijven, terwijl de schepselen mij van de buitenkant omgeven.

Op dat moment kwam de moeder Maagd. Toen zei Ze, terwijl Ze met haar rechterhand binnenin mij wees waar mijn beminnelijke Jezus aanwezig leek: “Mijn lieve dochter, wees niet ontmoedigd. De schepselen komen waar de schat is. Dat komt omdat in jou de schat van het lijden aanwezig is waarin mijn lieve Zoon verblijft, daarom komen ze naar jou. Terwijl je echter met hen bezig bent mag je je niet losmaken van je Schat. Laat iedereen de Schat liefhebben die binnenin je is, n.l. het kruis en mijn Zoon; zo zul je naar iedereen rijkdom sturen”.



deel 8 – 13 maart  1908

Wijnstokken in warme en koude streken worden vergeleken met zielen die worden verwarmd door de vereniging met Jezus, tegenover onvolmaakte zielen die zulke vereniging missen – over de koude van begeerten, verleidingen etc.

In mijn gebruikelijke toestand en na buitengewone dingen te hebben gedaan, verdween ik zonder daarover na te denken – zo dat ik zelfs die dingen vergat omdat ik me bezig hield met mijn verheven en enige Goed. Maar nadien kwam de gedachte bij me op: “Wat ben ik slecht en laf. Niets maakt indruk op mij”. Toen zei de gezegende Jezus: “Mijn dochter, er zijn bepaalde streken waar de wijnstok niet onderhevig is aan kou, rijp of sneeuw. Daarom verliezen zij geen bladeren, bloemen en vruchten. Bovendien, als er even pauze is waardoor er tijd is om vruchten te plukken is er tijd om andere weer te laten groeien.

Dat komt omdat warmte die wijnstok grandioos doet groeien. Zij zijn niet onderhevig aan vertraging zoals de arme wijnstokken in koudere streken. Deze arme wijnstokken geven door rijp en sneeuw waaraan zij maandenlang onderhevig zijn, een karige oogst en slechts korte tijd – bijna vermoeiend voor het geduld van de boer die ze moet oogsten.

De vruchtbare wijnstokken gelijken op de zielen die tot vereniging met Mij gekomen zijn. De warmte van de vereniging met Mij verdrijft de kou van hun neigingen die – als een kou – hen blootsvoets maakt en ontbloot van bladeren en goddelijke vruchten. De rijp van de begeerten en de sneeuw van de verwarring belemmeren de vruchten van genade in een ziel. In de nabijheid van de vereniging met Mij echter, maakt niets anders indruk op hen. Niets komt binnen in zulk een ziel wat onze eenheid en rust verstoort. Haar hele leven speelt zich af in mijn Wezen, daarom is haar geneigdheid en haar passie volledig voor God. Als het voorts soms even stagneert, is dat niets dan simpelweg mijn afwezigheid om een verrassing van zelfs grotere vertroostingen te geven. Zo kan Ik in deze ziel dan genieten van meer uitgelezen vruchten van geduld en heldendom die zij in mijn afwezigheid aan de dag heeft gelegd.

Volkomen het tegenovergestelde gebeurt met onvolmaakte zielen. Zij lijken op wijnstokken uit de koude streken. Zij laten zich meeslepen met alle neigingen zodat hun leven meer een leven is van neigingen dan van weerstand en deugd. De neigingen, passie, verleidingen, verwarring en alle gebeurtenissen van het leven zijn als vele koude streken met kou, rijp en hagel die de ontwikkeling van mijn vereniging met hen voorkomt.

Bovendien, als zij voelen dat zij prachtige bloesem hebben voortgebracht is wat nieuw succes of iets dat indruk op hen maakt voldoende om de oorzaak te zijn dat deze mooie bloesem verwelkt en op de grond valt. Dus staan zij telkens weer aan het begin en zij dragen erg weinig vrucht. Daarom stellen zij mijn geduld om hun groei te stimuleren bijna op de proef ”.

deel 8 – 15 maart  1908

Vergelijking van de verschillende effecten van een storm op de verschillende toestanden van de ziel. Tijdens een storm is de ziel die vol is van God kalm als een diepe zee. De ziel die anders is ontbeert de kalmte als een ondiepe zee.

Vanmorgen voelde ik me meer dan ooit bedrukt door dat ik mijn verheven en enige Goed moest missen. Tegelijkertijd echter voelde ik me kalm zonder die angsten die me rond doen gaan over Hemel en aarde, weer rustig als ik Hem weer gevonden heb. Toen zei ik bij mezelf: “Wat een verandering. Ik voel me verstenen door de pijn uw afwezigheid en toch schrei ik niet. Ik voel een diepe vrede die me opneemt; geen enkele andersoortige adem komt bij me binnen”.

Op dat moment kwam de gezegende Jezus en zei: “Dochter, maak je geen zorgen. Je moet weten dat als er op zee een hevige storm woedt, de zee in de diepte volmaakt kalm is. Waar het water diep is, brengt de storm het oppervlak niet zo zeer in beroering. Het water blijft kalm. Als de vissen storm voelen, gaan ze om veiliger te zijn samenscholen waar het water dieper is. Dientengevolge ontlaadt de storm zich helemaal, waar de zee erg weinig water heeft. Omdat de wateren ondiep zijn, heeft de storm de kracht de vis in beweging te brengen van boven naar de bodem – brengt die ergens anders naar toe, naar andere delen van de zee.

Zo gaat het met zielen. Als zij totaal vervuld zijn van God – tot het randje toe zodat het overloopt, hebben de stormen geen kracht om hen ook maar in 't minst in beweging te brengen. Omdat er geen kracht is vergelijkbaar bij God, zullen deze zielen grote vrede ervaren. Daarom houdt de ziel, als er storm op til is, de deugden in orde en rolt zich op in de diepten van God. Dus aan de buitenkant voelt zij dat er storm is, maar alles is duister. Dan geniet de ziel groter vrede en rust, kalm in de schoot van God – zoals de vis op de bodem van de zee.

Compleet het tegenovergestelde gebeurt bij zielen die leeg zijn van God of die alleen maar een klein beetje van Hem bevatten. De stormen schudden hen dooreen. Vandaar verliezen die zielen die maar een beetje van God in zich hebben, het weinige wat ze hebben. Bovendien hebben zij geen hevige stormen nodig om hen dooreen te schudden. Het minste windje is genoeg om de deugden te laten ontsnappen. Zelfs de zelfde heilige dingen die aanvankelijk hun vreugdevolle weide vormen en waarvan zij genieten met enige voldoening zijn in enkele ogenblikken veranderd tijdens de stormen. Deze zielen worden aangevallen door de winden. Er is van geen enkele kant kalmte voor hen, omdat hun verstand iets wenst waar geen God te bekennen is. De erfenis van vreugde is verre van hen”.
deel 8 – 22 maart  1908

Luisa krijgt de monseigneur en andere priesters te zien aan wie hetzelfde voedsel wordt gegeven als aan haar. Luisa's taak als slachtofferziel wordt hun ook getoond.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf. Verder dacht ik de monseigneur en andere priesters te zien. Bovendien had ik me gevoegd bij een jonge man van goddelijke bevalligheid die bij me kwam om mij voedsel te geven en wie ik vroeg of Hij van het voedsel dat Hij me gaf iets wilde bewaren voor de monseigneur en de anderen. De jonge man ging dus naar de monseigneur, gag hem een groot gedeelte ervan en zei: “Ik geef U een deel van mijn voedsel en U stilt mijn honger door Mij zielen te geven”. Hij toonde de monseigneur het werk dat Hij van hem verlangde door hem er innerlijk om te smeken en gaf hem ook impulsen en inspiratie. Daarna gaf Hij een deel van het voedsel aan de anderen. Op dat ogenblik verscheen er een eerbiedwaardige Vrouwe. Degenen die voedsel hadden gekregen van de jonge man kwamen toen rond Haar staan om te vragen wat mijn taak was. Waarop de Vrouwe antwoordde: “De taak van deze ziel is voortdurend gebed, offer en vereniging met God. Bovendien wordt zij in deze toestand bloot gesteld aan al de aangelegenheden van de Kerk, de wereld en Gods rechtvaardigheid. Daarbij bidt zij, geeft eerherstel, ontwapent en belemmert zo veel ze kan de straffen die de rechtvaardigheid over de schepselen wil laten komen opdat die kastijdingen volledig worden ingetrokken”.

Toen ik dit hoorde zei ik bij mezelf: “Ik ben zo slecht! Toch zeggen ze dat dit mijn taak is”. Met dit alles bevond ik me niettemin dichtbij een raampje wat erg hoog was. Daar zag ik alles dat gedaan werd in de Kerk en in de wereld en de geselingen die er zouden komen. Maar wie zou dit ooit allemaal kunnen beschrijven? Ik ga voort om geen vertraging te veroorzaken. Maar oh, wat kreunde en bad ik! Bovendien wilde ik mezelf tot niets terugbrengen om alles te voorkomen. Gelukkig echter verdween de scene geheel en ik bevond me weer in mezelf.



deel 8 – 25 maart  1908

Omdat de duivel een lafaard is kan men verleidingen makkelijk weerstaan. Maar als de ziel zichzelf niet kan bevrijden betekent het dat er ook ingewortelde begeerte is.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus plotseling en zei: “Dochter, men kan verleidingen makkelijk weerstaan, omdat de duivel het meest laffe schepsel is dat er bestaat. Bovendien hoeft men alleen maar een tegengestelde act, minachting of een gebed aan te bieden om hem te doen vluchten. Deze acten maken hem immers zelfs nog gemener dan hij al is. Niet in staat die verwarring te verdragen vlucht hij angstig, wanneer hij nog maar net zo'n resoluut iemand ziet, die geen aandacht besteedt aan zijn laffe manier van doen. Als de ziel zich echter niet makkelijk kan bevrijden dan betekent het dat het niet alleen verleiding is in de ziel maar ingewortelde begeerte die haar beheerst, samen met de verleiding. Daarom kan de ziel zich dan niet bevrijden. Dientengevolge heeft de duivel meer kracht om de ziel voor de gek te houden als er begeerte is”.



deel 8 – 29 maart  1908

De vredevolle ziel zit aan de goddelijke tafel. Hoe zulk een ziel met pijlen van weerszijden de vreugde en het vermaak van God is, de goddelijke boogschutter.

Vanmorgen, toen de gezegende Jezus op bezoek kwam, leek het of Hij een zwarte mantel bracht. Toen Hij dichterbij kwam legde Hij die over me heen en zei: “Zo zal Ik schepselen inwikkelen als in een zwarte mantel”. Toen verdween Hij en ik bleef vol zorgen over een soort straf achter. Niet in staat zonder Hem verder te gaan en ongerust over wat ik tevoren had gezien, smeekte ik Hem terug te komen. Nadat ik me hier doorheen geworsteld had kwam Hij, met in zijn hand een beker drank. Hij gaf me die te drinken en nadien vervolgde Hij: “Mijn dochter, vredevolle zielen eten aan mijn eigen tafel en drinken uit eigen beker. Voorts doet de goddelijke boogschutter niets dan voortdurend pijlen op hen afschieten en geen enkele pijl mist zijn doel. Alle, alle pijlen verwonden de liefhebbende ziel en de ziel valt flauw.

Dan blijft de goddelijk boogschutter zijn pijlen afschieten die op ieder moment de ziel doen sterven uit liefde en dan schenkt Hij haar weer nieuw leven vanuit de liefde. Daarop schiet de ziel vanuit deze wonden pijlen om Degene te verwonden die haar zo fel heeft verwond. Aldus is de vredevolle ziel de vreugde en het vermaak van God. Aan de andere kant, als de goddelijke boogschutter zijn pijlen afschiet in de richting van opgewonden zielen missen zijn pijlen hun doel en Hij is verbitterd. Vandaar dat deze zielen het duivels plezier en amusement zijn”.



deel 8 – 5 april  1908

Alle heiligheid, deugd en voorrechten van de gezegende Moeder komen vanuit het goddelijk Fiat. Hoe meer een ziel is verenigd en één geworden met de Goddelijke Wil, des te meer wordt zij door Hem bemind. God kijkt meer naar een kleine act in zijn Wil dan een grotere act buiten zijn Wil om.

In mijn gebruikelijke toestand, bevond ik me buiten mezelf in een tuin waar ik de Koningin Moeder zag op een hoge troon. Ik brandde van verlangen om naar boven te klimmen om haar handen te kussen. Terwijl ik probeerde naar boven te klimmen kwam Ze naar me toe en kuste me op mijn gezicht. Ik keek naar haar op en ik zag in haar binnenste een lichtbol en in dit licht stond het woord Fiat. Vanuit dat woord stroomden vele verschillende en ontelbare zeeën van deugd, grootsheid, glorie, vreugde, schoonheid en alles wat de koningin Moeder bevatte. Dus alles was geworteld in dat Fiat en al haar weldaden hadden hun oorsprong in dat Fiat! Wie kan U begrijpen? Ik was met stomheid geslagen. Gij zijt zo groots dat ik niet weet hoe die te beschrijven. Daarom stop ik.

Toen keek ik in verwondering naar haar en Zij zei: “Mijn dochter, al mijn heiligheid is voortgekomen uit het woord Fiat. Ik kwam niet in beweging, haalde geen adem, zette geen stop of kwam niet in actie, zonder het te doen vanuit de Goddelijke Wil. Het was mijn voedsel en mijn alles. Dit bracht in Mij voort heiligheid, rijkdom, glorie en eer, wat niet menselijk was maar goddelijk.

Hoe meer een ziel daarom verenigd en één geworden is met de Goddelijke Wil, des te meer kan zij heilig genoemd worden en des te meer wordt zij door God bemind. Hoe meer zij voorts wordt bemind, zo veel te meer wordt zij door Hem begunstigd. Dat komt omdat het leven van die ziel niets anders is dan de vrucht van de Goddelijke Wil. Bovendien, als zij geheel één is met Hem hoe zou Hij haar niet kunnen liefhebben? Vandaar dat men niet moet kijken naar hoeveel of hoe weinig men doet, maar eerder of iets in de Goddelijke Wil wordt gedaan. God kijkt immers meer naar de kleine act gedaan in de Goddelijke Wil dan de grotere act gedaan buiten de Goddelijke Wil om”.



deel 8 – 8 april  1908

Wie in de Goddelijke Wil leeft, leeft in voortdurend contact met Jezus. Een zeker teken om te weten of een omstandigheid de wil van God is, is als de ziel bereid is te veranderen als ze ontdekt dat God het anders wil.

Ik was droevig omdat ik niet iedere dag te communie kon gaan en mijn goede Jezus kwam en zei: “Mijn dochter, Ik wil niet dat iets je in de war brengt. Het is waar dat het iets groots is om dagelijks de communie te ontvangen. Hoe lang echter duurt deze innige eenheid van de ziel met Mij? Hoogstens een kwartier. De volledige eenheid van jouw wil met de mijne doet je langer in mijn hart verblijven. Dat komt omdat wie in mijn Wil leeft intiem met Mij verenigd is – niet alleen voor een kwartier, maar altijd, altijd. Omdat mijn Wil voortdurend in contact is met de ziel – niet slecht één maal per dag maar ieder uur en ieder moment – is er altijd communie voor de ziel die in mijn Wil leeft”.

De dagen verliepen in bitterheid voor mij vanwege de afwezigheid van mijn verheven en enige Goed, en tevens door de gedachte en de angst dat mijn toestand bedrog kon zijn. Ik lag in bed zonder enige beweging of werk, tot mijn biechtvader kwam. Dus zonder die gebruikelijke troost voelde ik me zo bedroefd en gepijnigd, dat ik me ziek voelde van de pijn en 't onophoudelijk wenen. Dikwijls smeekte ik mijn biechtvader om me in gehoorzaamheid toe te staan, wanneer ik niet slaperig was en Jezus niet graag had dat ik als slachtoffer deelde in het mysterie van zijn Passie – om zoals gewoonlijk in bed te zitten en me bezig te houden met mijn gewone handwerk. Mijn biechtvader verbood me dit echter voortdurend en uitdrukkelijk. Hij voegde er zelfs aan toe dat mijn toestand, hoewel verstoken van mijn verheven Goed, moest worden beschouwd als slachtofferziel zijn. Zowel vanwege de verwarring en pijn door mijn gebrek aan beweging als vanwege de gehoorzaamheid.

Ik heb altijd gehoorzaamd, maar het martelaarschap van mijn hart zegt me steevast: “Is dit geen voorwendsel? Waarom die luiheid? Sta op, sta op! Verontschuldig je niet! Werk, werk, zie je niet hoe dit voorwendsel je tot veroordeling strekt? En ben je niet bang? Denk je niet aan het vreselijke oordeel van God? Zie je niet dat je, na zoveel jaren, niets anders hebt gedaan dan voor jezelf een afgrond gegraven – waar je nooit meer uit komt? Oh God, wie beschrijft het breken van mijn hart en het wrede lijden dat deze gedachten mijn ziel kwellen, me verpletteren en me onderdompelen in een zee van pijnen? Maar op mijn verzoek heeft de gehoorzaamheid mijn wil zelfs geen millimeter ruimte toegestaan. Moge de Goddelijke Wil geschieden zoals Die beslist!

's Nachts in mijn gebruikelijke toestand, in deze wrede kwellingen, bevond ik me te midden van mensen die zeiden: “Bid een Onze Vader, een Weesgegroet en een Glorie zij de Vader, ter ere van St. Franciscus van Paola. Dit zal je lijden wat verlichten”. Toen ik dit had gebeden verscheen de heilige plotseling. Hij bracht me een klein stukje brood en zei: “Eet dit” Ik at het op en voelde me volkomen gesterkt. Toen zei ik hem: “Lieve heilige, ik wil u iets zeggen”. En zeer minzaam zei hij: “Wat wil je me zeggen?” Toen zei ik: “Ik ben bang dat mijn toestand niet de wil van God is. Het komt mij voor dat er tijdens de eerste jaren van deze ziekte onderbrekingen waren. Ik voelde me geroepen door onze Heer omdat Hij me als slachtofferziel wilde. Bovendien werd ik al die tijd verrast door pijnen, inwendige verwondingen en uitwendige verlammingen. Toen was ik bang dat mijn verbeelding deze ellende veroorzaakte”. Daarop zei de heilige: “Een zeker teken dat een toestand de Wil van God is, is als de ziel bereid is iets anders te doen als zij ontdekt dat de Wil van God iets anders vraagt”.

Toen vervolgde ik, omdat ik niet overtuigd was: “Lieve heilige, ik heb u niet alles verteld. Het komt me voor dat de eerste bezoekjes maar af en toe waren. Sinds onze Heer me riep tot voortdurend offeren, 21 jaar geleden, heb ik altijd in bed gelegen. Wie kan bovendien al de wederwaardigheden vertellen? Ik voel me bij tijden alleen gelaten. Dat Hij – de enige trouwe vriend in mijn toestand – zich terugtrekt en vertrekt. Dan blijf ik verpletterd achter, zonder God, en zonder de steun van mijn lijden. Dan komen de twijfels en de angst dat mijn toestand niet de wil van God is”. Waarop de heilige zei: “Ik herhaal wat ik je eerder gezegd heb. Als je bereid bent. Gods Wil te doen zoals jij denkt dat het juist is, dan is jouw toestand zijn Wil”. Dus voelde ik dit alles aldus in mijn ziel: Als ik de Wil van God helder ken dan moet ik bereid zijn – al kost het mijn leven – zijn heilige Wil te volbrengen. Daardoor werd ik kalmer. Altijd dank aan God!



deel 8 – 3 mei  1908

Voor de ziel die leeft in de Goddelijke Wil circuleert de Goddelijke Wil in haar hele wezen als bloed en brengt haar in voortdurend contact met de goddelijke eigenschappen. De vrucht van de Goddelijke Wil is de verheerlijking van de ziel op voorhand door haar leven meer van de Hemel dan van de aarde te maken.

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik onze Heer plotseling naast me. Toen zei Hij: “Mijn dochter in de ziel in mijn Wil circuleert mijn Willen in haar hele wezen. Net zoals het bloed circuleert in het lichaam zo is zij voortdurend met Mij in contact – met mijn macht, mijn wijsheid, mijn liefde en mijn schoonheid. Dientengevolge deelt zij in alles wat het mijne is. Zij leeft niet langer in haar eigen wil, maar haar wil leeft in de mijne. Bovendien net zoals mijn Wil in haar wil circuleert, circuleert haar wil in mijn hele Wezen. Dus voel Ik me voortdurend in contact met de ziel en omdat Ik het contact met haar voortdurend voel, kun je niet begrijpen, hoeveel liefde Ik voor haar voel, hoeveel Ik haar begunstig en haar tevreden stel in alles wat zij van Me vraagt. Daar komt nog bij dat Ik Mezelf iets zou weigeren als Ik haar iets weiger. Dat komt omdat zij uiteindelijk door in mijn Willen te leven, alleen maar vraagt wat Ik wil. Dit is haar verlangen en het enige wat haar gelukkig maakt, zowel voor zichzelf als voor anderen, omdat haar leven meer van de Hemel is dan van de aarde. Dit is de vrucht van mijn Wil: de ziel voortijdig te verheerlijken”.



deel 8 – 12 mei  1908

Hoe wrijving tussen rijk en arm wordt veroorzaakt door het gif van het slechte voorbeeld: – b.v. de rijken scheiden zich af van God en de armen komen in opstand tegen God, tegen de rijken en tegen iedereen. Vandaar dat er geen orde bestaat zonder onderworpenheid aan God.

In mijn gebruikelijke toestand smeekte ik onze Heer of Hij zo vriendelijk wilde zijn om de zielen vrede te schenken, omdat er overal onenigheid is. De armen zijn agressief tegen de rijken; er heerst een zucht naar mensenbloed en er komen gevoelens op die de mensen zelf niet meer in bedwang kunnen houden. Als de Heer niet ingrijpt, zijn we al beland bij de straffen die Hij mij dikwijls heeft duidelijk gemaakt.

Plotseling kwam Hij en zei: “Mijn dochter, mijn rechtvaardigheid is terecht. De rijken zijn de eersten geweest om een slecht voorbeeld te geven aan de armen. Zij zijn de eersten die me uit de religie hebben verbannen om hun verlangen te realiseren n.l. zelf het gezag uit te oefenen – zodat ze zich uiteindelijk schaamden een kerk binnen te gaan of de heilige Mis bij te wonen. De armen hebben zich gevoed met hun giftige kletspraat. En na behoorlijk van dit gif gegeten te hebben proberen zij met datzelfde gif wat zij aten – en waarmee zij overvoerd zijn – de rijken aan te vallen en hen te doden. Er bestaat geen orde zonder onderworpenheid. De rijken hebben zich afgescheiden van God en het volk rebelleert tegen God, tegen de rijken en tegen iedereen. De schaal der rechtvaardigheid is vol en Ik kan die niet langer in bedwang houden”.



deel 8 – 15 mei  1908

Hoe de mensen twee stormen voorbereiden: een tegen de regering en de ander tegen de Kerk.

In mijn gebruikelijke toestand bevond ik me buiten mezelf en te midden van oproer. Het leek of het volk meer dan ooit hardnekkig bleef volharden in hun zucht naar bloedvergieten. Ik smeekte de Heer en Hij zei: “Mijn dochter, de mensen bereiden twee stormen voor. Eén tegen de regering en de andere tegen de Kerk”.

Op dat moment dacht ik de rebellenleiders te zien en de koning die gevaar liep gevangen genomen te worden. Ik weet niet hoe ik 't goed moet uitleggen maar, genoodzaakt om te ontsnappen, kwam het me voor dat de koning in handen viel van zijn vijanden. Al de welgestelden ontvluchtten ernstige gevaren en wie toch bleef werd slachtoffer. Wat me nog meer schokte was dat er te midden van de revolutionaire leiders die ook tegen de Kerk waren, zelfs de priesters niet ontbraken. Toen deze dingen hun hoogtepunt bereikten leek het of een vreemde macht tussen beide kwam. Voor 't ogenblik zal ik hier ophouden, omdat deze dingen op een ander moment worden beschreven.


deel 8 – 22 juni  1908

Het vermogen dat triomfeert, overwint, tot bedaren brengt en veraangenaamt is altijd de Wil van God – die zoveel macht heeft dat die onweerstaanbaar is.

Vanmorgen voelde ik me erg terneergeslagen omdat ik mijn aanbiddelijke Jezus miste en ik zei bij mezelf: “Ik kan niet meer! Hoe kan ik 't ooit uithouden zonder mijn Leven? Wat een geduld heeft men nodig om zonder U te zijn! Welke deugd beweegt U om te komen?” Op dat moment kwam Hij en zei: “Mijn dochter, het vermogen dat over alles triomfeert, alles overwint, tot bedaren brengt en alles veraangenaamt is de Wil van God. Dat komt omdat de Wil van God zulk een macht bezit dat niets eraan kan weerstaan”.

Terwijl Hij dit zei verscheen er voor mij een weg vol stenen, doornen en spitse hopen. Toen dit alles binnen de macht van de Wil van God werd geplaatst veranderden de stenen in stof, de doornen in bloemen en de hopen werden geslecht. Aldus hebben alle dingen een enkele verschijningsvorm en alles krijgt dezelfde kleur. Moge zijn allerheiligste Wil altijd gezegend zijn.


deel 8 – 30 juni  1908

Hoe de rijken voor zichzelf hebben behouden wat hun niet toekwam, daarmee de armen in armoede latend. Aldus wordt genade onthouden door gebrek aan liefde en dat leidt tot opstand. Hoe 't zelfs vrome mensen en priesters ontbreekt aan liefde en de juiste geest en zo in plaats van de armen hun belangen en de rijken begunstigen.

In mijn gebruikelijke toestand, vol bitterheid en ontbering, dacht ik, na serieuze pogingen, mensen te zien die in opstand kwamen en de strijd tegen de rijken zelfs opvoerden. Op dat ogenblik hoorde ik het klagen van mijn zoete Jezus in mijn oor. Daarop zei Hij heel bitter: “Ik ben het die vrijheid geef aan de armen! Ik ben de rijken beu. Zij hebben veel verspild. Hoeveel geld wordt verspild aan dans, theater, nutteloze uitstapjes, aan ijdelheid en zonden! Maar de armen? Zij hebben niet eens genoeg brood om zich te voeden. Zij worden onderdrukt, raken uitgeput en verbitterd. Als de rijken hun alleen al hadden gegeven wat zij hebben uitgegeven aan nutteloze dingen, zouden mijn armen gelukkig zijn. De rijken hebben de armen echter zelfs veracht en beschouwen gemak en amusement als een recht wat hoort bij hun stand – terwijl ze de armen in hun armoede laten als iets van hun stand”.

Terwijl Hij dat zei leek Hij zijn genade weg te nemen bij de armen. Dientengevolge werden zij fel tegen de rijken en wel zo dat dit ernstige gebeurtenissen veroorzaakte. Toen ik dit zag zei ik: “Mijn lieve Leven en mijn Goed, het is waar dat er rijken zijn die het kwade doen. Er zijn echter ook goeden, de zeer vromen die goed doen aan de Kerk – en ook uw priesters die ook goed doen aan iedereen”. Waarop Hij zei: “Ach, mijn dochter, wees kalm en begin niet over dingen die erg pijnlijk voor Mij zijn! Ik kan echt zeggen dat Ik die vromen niet tegenkom. Zij doen goed waar zij willen om hun doel te bereiken: om voor hun eigen doeleinden mensen te vriend te houden. Zij besteden veel geld aan wie zij verkiezen. Wanneer het noodzakelijk is geeft niet één van hen uit liefde. Kan Ik zeggen dat ze het voor Mij doen? Kan Ik dit werk van hun zien? Bovendien zul je aan deze tekens zelfs zien of ze het voor mij doen of niet: als zij vlug proberen hun weelde te behouden, als zij veel blijven geven waar het niet nodig is en als zij zelfs weigeren een beetje te geven waar het wel nodig is – dan kan men zeggen dat er geen geest van ware liefde centraal staat in hun werk. Dus mijn armen worden zelfs vergeten door deze vromen.

En dan de priesters? Ach, mijn dochter, nog erger! Doen zij goed aan iedereen?”Vergis je niet – zij doen goed aan de rijken. Zij hebben tijd voor de rijken, maar de armen worden bijna buitengesloten door hen. Zij hebben geen tijd voor de armen, zij hebben geen woord van troost of hulp voor hen. Zij sturen hen weg en gaan zover dat ze hun zeggen dat ze ziek zijn. Ik durf zelfs te zeggen dat als de armen weg blijven bij de sacramenten dat de priesters daaraan hebben bijgedragen. Dat komt omdat zij precies voor de rijken altijd tijd hadden om biecht te horen. Zo worden de armen dat beu en zij komen niet meer.

Als een rijke daarentegen zich aandient aarzelt de priester geen ogenblik. Tijd, woorden, troost, hulp – voor de rijken vinden ze dat allemaal. Kan ik zeggen dat priesters leven in een geest van ware liefde als ze gaan uitmaken welke mensen voor hun gevoel vroom zijn, terwijl ze de anderen kwijt willen. Terwijl zij beslissen dat de armen uit mijn Kerk geweerd moeten worden als mijn genade hen niet helpt op een bijzondere wijze. Het is maar zelden dat een priester de ware liefde beoefent. Dus eerder dan al het andere kan Ik zeggen dat ware liefde en een juiste geest van de aarde verdwenen zijn”.
Ik was nog meer verbitterd dan ooit en smeekte om barmhartigheid.


deel 8 – 26 juli  1908

Als er gehoorzaamheid is, is er ruimte voor Jezus in de ziel; zonder gehoorzaamheid wordt Hij gedwongen om buiten te blijven.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, gehoorzaamheid is mijn woonruimte binnenin de ziel. Waar geen ruimte is voor gehoorzaamheid is er zo te zeggen geen ruimte voor Mij binnenin de ziel en Ik word gedwongen buiten te blijven”.

deel 8 – 10 augustus  1908

Als Jezus Luisa berooft van Zichzelf om voldoening te geven aan de rechtvaardigheid vermindert dat niet zijn geschenken of liefde voor haar. Hoe liefde nooit zegt “genoeg”. Voorbeeld van een handwerksman die van vernietigde, niet gewaardeerde werken andere mooie objecten maakt, zijn bekwaamheid waardig.

In mijn gebruikelijke toestand voelde ik me vol bitterheid en vol ontbering. Na de communie klaagde ik in mezelf bij de gezegende Jezus over de manier waarop Hij me had verlaten en over de nutteloosheid van mij toestand. Omdat Hij medelijden had met mijn kreten van hevige pijn zei Hij: “Mijn dochter, niets doet iets af aan het goede dat er is tussen jou en Mij. Dat komt omdat al het goede aan de basis wordt aangetroffen, aan het begin. Als twee mensen in vriendschap verenigd zijn of in een huwelijk en alle gaven delen, hebben ze elkaar zo lief dat ze onafscheidelijk worden. Vandaar dat ieder zoveel van de ander overneemt dat die in zichzelf het wezen van de geliefde voelt. Als zij door absolute noodzaak gedwongen ver van elkaar verwijderd zijn, verminderen hun gaven daardoor of neemt hun liefde dan af? Helemaal niet. De afstand doet de liefde zelfs groeien en zij behoeden de ontvangen gaven met nog meer zorg. Als reactie wachten zij zo op 'n andere verlossende gave die zelfs nog beter is. Bovendien lijkt er geen afstand tussen hen omdat zij de geliefde in zichzelf hebben opgenomen, omdat zij hun eigen stem voelen overgaan in de stem van hun geliefde. Zij voelen hun geliefde overvloeien in hun brein, in hun werk, in hun voetstappen. Of ze nu ver weg zijn of dichtbij, of ze elkaar zien of niet, of ze elkaar kunnen aanraken of elkaar niet langer kunnen omhelzen, hun zielen maken een voortdurend martelaarschap van liefde door. Als daarom de rechtvaardigheid Me dwingt om je te beroven van mijzelf en bij je weg te blijven voor hoe lang dan ook, kun je dan zeggen dat Ik mijn gaven bij je weggenomen heb en dat er minder liefde is?”

Waarop ik zei: “Het is te moeilijk om deze toestand te verdragen, mijn lieve Leven. Bovendien, waarvoor dien ik – als ik al ergens voor dien – als U me niet laat lijden om mijn medemensen de straffen te besparen? U hebt me dikwijls gezegd dat U niet zou toestaan dat het regende en het regende ook niet. Dus niets kan Uw werk verijdelen. Wat U van plan bent, gebeurt. Als U echter zo dicht bij me was als eerst, zou ik zoveel tegen U zeggen dat U me zou laten winnen. Hoe kunt U zeggen dat er geen afstand is tussen ons?” Waarop Hij zei: “Het is juist om die reden dat Ik gedwongen word om afstand te houden, om de rechtvaardigheid geen ruimte geven en te laten overwinnen. Door je echter zo op afstand te houden gebeurt er ook iets goeds. Het gebrek aan water zal leiden tot hongersnood. Dan zal het volk vernederd worden en samen met moordpartijen en oorlogen zal de genade hen meer ontvankelijk aantreffen om hen te redden. Is dat niet ook een goed? Terwijl de oorlogen dreigen te volgen op de hongersnood zullen die, door jouw offer, worden uitgesteld tot andere kleinere oorlogen – met als gevolg dat meer zielen zullen gered worden. De kastijdingen zelf zijn barmhartigheid”.

Toen vervolgde Hij: “Liefde zegt nooit genoeg. Zelfs al geselt liefde de ziel en verscheurt haar, dan nog zullen die snippers “liefde” roepen. Liefde zegt niet alleen niet genoeg, zij is nog niet tevreden. Die snippers verpulveren de ziel, brengen haar terug tot niets. En in dat niets-zijn blaast liefde het vuur aan en geeft de ziel haar eigen vorm. Dat mengt zich niet met iets menselijks, maar is alleen goddelijk. Dan bezingt liefde haar lof, haar talenten en haar wonderen en zegt: Ik ben tevreden. Mijn liefde heeft overwonnen. Zij heeft de menselijke liefde vernietigd en de goddelijke liefde opgebouwd. Het gaat met de liefde net zo als met een dappere ambachtsman die vele werkstukken die niet worden gewaardeerd afbreekt. Hij stookt die op en zij verworden tot niets. Hij maakt ze vloeibaar en zorgt dat ze iedere vorm verliezen en dan schept hij vanuit die substantie vele andere erg mooie en aangename objecten die zijn vakmanschap waardig zijn. Terwijl het waar is dat voor de mens deze act van liefde uitermate zwaar is, zal de mens, als hij beseft wat hij zal verwerven, zien wat er plaats vindt in zijn wezen – schoonheid in ruil voor zijn lelijkheid, weelde in plaats van armoede en adel in plaats van grofheid. Dan zal zijn ziel ook de glorie van de liefde bezingen”.




deel 8 – 14 augustus  1908

Voor Jezus is Luisa's wil de penseel en zijn liefde de kleur om zijn beeld in Luisa te schilderen. Hoe de ziel de Goddelijke Wil gebruikt als penseel en Jezus' liefde als kleur om zichzelf in Jezus hart te schilderen.

Na de communie zag ik het kindje Jezus in mijn binnenste alsof Hij zocht naar iets belangrijks. Ik zei: “Mijn Liefste, wat zoekt Ge met zoveel zorg?” Waarop Hij zei: “Dochter, Ik zoek naar de penseel van jouw wil zodat Ik mijn beeld in jouw hart kan schilderen. Als je jouw wil immers niet geeft heb Ik geen penseel waarmee Ik Mezelf vrijuit in jou kan schilderen. Bovendien zoals de wil dient als een penseel in mijn hand, zo dient mijn liefde als kleur – om de variatie van kleur aan te brengen die hoort bij mijn beeld. Zo ook, zoals de menselijke wil dient als penseel, zo dient mijn Wil tot penseel in de hand van de ziel om haar beeld in mijn hart te schilderen. Verder zal zij als variatie van kleur in Mij overvloedige kleuren van liefde vinden”.






deel 8 – 19 augustus  1908

Alles van het wezen van de ziel moet het goede bewerken. Hoe beter een ziel in dit leven Jezus begrijpt, des te meer goddelijke geschenken krijgt de ziel nu en voor de eeuwigheid.

Na een meditatie over “wie kwaad zaait zal kwaad oogsten” overwoog ik wat het goede zou zijn dat ik kan zaaien in mijn toestand van ellende en onvermogen. Op dat moment voelde ik me opgetild en ik hoorde van binnen: “Alles, alles van het wezen van de ziel moet goedheid bewerken. De ziel bevat een intelligent brein en zij moet dit gebruiken om God te verstaan en altijd te denken aan het goede. Zij moet nooit toestaan dat er slecht zaad binnenkomt in haar brein. Dit is het goede bewerken met het brein. Hetzelfde geldt voor de mond. Zaai nooit slecht zaad – n.l. kwaad spreken – wat een christen onwaardig is. Spreek echter altijd heilige woorden, nuttig en goed. Dat is het goede voortbrengen met de mond. Dan met het hart. Bemin God alleen. In verlangens en hartenklop moet de ziel reiken naar God. Dat is het goede zaaien met het hart. Dus verricht heilige werken met uw handen en volg het voorbeeld van onze Heer met uw voeten. Dat is meer goed zaad”.

Toen ik dit hoorde dacht ik bij mezelf: “Dus in mijn positie kan ik ook het goede bewerken, zelfs midden in mijn uiterste ellende”. Toch overwoog ik dit met een zekere angst dat de meester me rekenschap zou vragen of ik al dan niet het goede heb bewerkt. Toen hoorde ik in mijn binnenste herhaaldelijk: “Mijn goedheid is zo groot, toch doen velen Me groot kwaad terwijl ze zich bewust zijn van de ernst ervan, en dit eist grote strengheid. Oh, hoe onteren ze mijn liefde! Ik wil hen alleen maar ter verantwoording roepen voor het kleine beetje aarde dat Ik hun gegeven heb. Ik wil hun nergens anders rekenschap over laten afleggen, en geef hun de vruchten van hun oogst. Ik wil duidelijk maken dat hoe meer een ziel Mij tijdens zijn leven begrijpt, des te beter ze Mij begrijpt in de Hemel. Bovendien, hoe meer de ziel Mij begrijpt des te meer vreugde en zaligheid zal over haar stromen. Dit geeft haar mond de oogst van verschillende goddelijke smaken, brengt haar stem in harmonie met al de andere zaligen. Zij zal mijn gaven krijgen als oogst van haar werken. En hetzelfde geldt voor al het andere”.


deel 8 – 23 augustus  1908

Waar zonde is – of iets anders dat geen deel uitmaakt van God – kan Jezus de ziel niet vullen en zij kan niet opgaan in Hem.

In mijn gebruikelijke toestand maakt ik me veel zorgen over mijn toestand en ik zei bij mezelf: “Wie weet wat voor kwaad er in mijn ziel is zodat ik de Heer moet ontberen en Hij me overlaat aan mezelf”. Opdat ogenblik kwam Hij plotseling en vervulde me totaal met Zichzelf. Dus bevond mijn wezen zich in Jezus. Er was geen vezel of beweging die zich niet uitstrekte in Hem. Hierna zei Hij me: “Heb je 't gezien, mijn dochter? Het teken dat er schuld is in een ziel: als ze Mij moet missen en Ik keer terug om haar te verlichten, dan blijf ze niet totaal vervuld van God. Noch is haar wezen onmiddellijk geneigd helemaal op te gaan in Mij, zodat er geen vezel overblijft die niet vast zit aan het centrum van God. Waar zonde is of iets anders dat niet het Mijne is, daar kan Ik de ziel niet vullen en de ziel kan niet opgaan in Mij. Zonde of iets verdorvens kan God niet binnengaan of Hem naderen. Kalmeer dus en raak niet van streek”.


deel 8 – 26 augustus  1908

Een standvastige ziel wordt vergeleken met een gezond kind gevoed met goed voedsel en goede lucht. Een onstandvastige ziel wordt vergeleken met een kind dat zwak is en gebrekkig door slechte voeding en vuile lucht.

In mijn gebruikelijke toestand was ik erg in de war en bijna met stomheid geslagen omdat ik Jezus weer miste. Dit was maar net voorbij toen Hij kwam en zei: “Mijn dochter, wat Ik wil in jouw hart is volharding en het goede zowel in - als uitwendig. Mij voortdurend beminnen samen met vele inwendige acten van standvastige goedheid doet het goddelijk leven in een ziel altijd groeien. Zo zou je deze ontwikkeling kunnen vergelijken met een kind dat opgroeit in goede lucht en met gezond voedsel. Zo'n kind groeit altijd goed, in goede gezondheid tot hij tot volle wasdom komt – zonder de hulp van dokters en medicijnen. Tegelijkertijd is dat kind zo fors en sterk dat hij zelf anderen van dienst kan zijn. Daarentegen groeit iemand die niet standvastig is op als een kind dat zich niet altijd voedt met gezond voedsel en leeft in vervuilde lucht. Hij groeit ziekelijk op. Omdat zijn lichaamsdelen bij gebrek aan goed voedsel geen kracht hebben om zich te ontwikkelen en te groeien ze zich met gebreken. Daarop vormen zich gezwellen en er doen zich aanvallen voor. Dientengevolge loopt zo'n kind mank en zijn gedachten komen er hakkelend uit. Hij kan vergeleken worden met een arme kreupele – ofschoon hij ook goede lichaamsdelen heeft zijn er zelfs meer gebrekkig. Verder raadpleegt hij dokters en neemt hij medicijnen, maar het dient tot zijn ongenoegen tot niets. Dat komt omdat zijn bloed bedorven wordt door de vuile lucht en de zwakke en gebrekkige lichaamsdelen doen pijn door slechte voeding. Zo zal die mens zijn; hij zal niet tot volle wasdom komen en hij zal hulp nodig hebben zonder anderen te kunnen helpen.

Net zo gaat het met een onstandvastige ziel. Onstandvastigheid in het goede is alsof de ziel zich voedt met voedsel dat ongezond is. Bovendien, zich wijden aan dingen die niet van God zijn is alsof men bedorven lucht inademt. Dan neemt het goddelijk leven alleen gebrekkig, en moeizaam toe, omdat de kracht en sterkte van de standvastigheid ontbreekt”.
deel 8 – 2 september  1908

Het teken van ware liefde is liefde voor de armen. Ware deugd begint in God en eindigt in God. Wat begint in de materie, brengt materie voort en eindigt in de materie.

Ik breng de dagen door in bitterheid doordat ik de gezegende Jezus voortdurend mis. Toen kwam Hij plotseling en zei: “Mijn dochter, het teken om te weten of men ware liefde heeft is of hij de armen liefheeft. Als men immers de rijken liefheeft en hun hulp verleent, zou het te danken kunnen zijn aan het feit dat hij hoopt iets van hen te verkrijgen of met hen sympathiseert; of hij doet het uit opportunisme, uit behoefte aan eer, lof of zelfs uit angst. Maar als hij de armen liefheeft en hen helpt, is het omdat hij in hen het beeld van God ziet; Op dat punt kijkt hij niet naar de ruwheid de onwetendheid, de onbeleefdheid of de ellende. Achter deze ellende als van achter een ruit ziet hij God van Wie hij alles verhoopt. Bovendien bemint, helpt en troost hij de armen alsof hij datzelfde deed voor God. Dit is het prachtige van de ware deugd die begint in God en eindigt in God.

Aan de andere kant, dat wat begint bij het materiële brengt alleen voort wat zelf materieel is en met dat zelfde materiële eindigt het. Hoe prachtig en deugdzaam iemands liefde ook schijnt te zijn – als de goddelijke aanraking niet wordt gevoeld – blijft degene die het doet en die het ontvangt geërgerd, verveeld en moe. Overigens, als er wat liefde aan te pas komt, dient die alleen om fouten te begaan!”




deel 8 – 3 september  1908

Jezus is licht omdat Hij de Waarheid is. Als de ziel licht wil in alles moeten haar acten uit de Waarheid voortkomen.

Terwijl ik me in mijn gebruikelijke toestand bevond transformeerde Jezus in licht en zei deze eenvoudige woorden: “Ik ben het Licht, maar waaruit is dit licht gevormd? Wat is haar basis? De Waarheid. Dus Ik ben Licht omdat Ik de Waarheid ben. Dus moet de ziel om licht te hebben voor alles, haar acten nemen uit de Waarheid. Waar verwarring is, bedrog of hypocrisie kan geen licht zijn – alleen duisternis”.
Toen verdween Hij in een flits.





deel 8 – 5 september  1908

God verandert niet. De verschillende effecten van Gods aanwezigheid worden ervaren naargelang het schepsel verandert: in de goede richting gaat hij op in God; in de kwade richting braakt hij Hem uit. Hoe alleen de liefde alles verenigt en iedereen gelukkig maakt.

In gesprek met mijn biechtvader zei hij het volgende: “Hoe vreselijk zal het zijn om de toorn van God te zien. Dat is zo waar dat op de dag van het oordeel de slechten zullen zeggen: “Bergen, val over ons heen! Vernietig ons dat we het toornige gelaat van God niet zien!” Waarop ik zei: “Bij God kan er geen verontwaardiging zijn maar het komt eerder voort uit de toestand van de ziel. Als die goed is dan trekt de goddelijke aanwezigheid – zijn hoedanigheden en eigenschappen – de ziel totaal naar God toe en zij wordt verteerd door helemaal in God op te gaan. Als die slecht is dan verplettert Gods tegenwoordigheid de ziel en braakt haar uit ver van Hem weg.
Als de ziel zich zo uitgebraakt voelt en binnenin zich geen zaad aantreft van liefde tot zo'n heilige en prachtige God, terwijl hij zichzelf ziet als zondig en lelijk, dan zal zij zich willen terugtrekken uit zijn tegenwoordigheid en zich eventueel willen vernietigen. Vandaar dat in God geen verandering is, alleen wij roepen iets af over onszelf”.

Achteraf dacht ik bij mezelf: “Wat heb ik overdreven”. Toen ik overdag mijn meditatie deed kwam Jezus en zei: “Mijn dochter, je hebt goed gesproken. Ik verander niet. Het schepsel ervaart de verschillende effecten van mijn tegenwoordigheid naargelang het schepsel zelf verandert. Hoe kan in feite iemand die Mij liefheeft bang zijn als hij ervaart hoe mijn hele Wezen bij hem binnen vloeit en mijn Wezen daar zijn eigen leven vormt? Kan hij mijn heiligheid vrezen als hij deel heeft aan die zelfde heiligheid? Kan hij zich schamen voor mijn schoonheid als hij altijd probeert mooier te worden om Mij te behagen en op Mij te lijken. Het schepsel ervaart hoe alles van het goddelijk Wezen in zijn bloed stroomt, in zijn handen, voeten en brein – zodat het hele goddelijke wezen het zijne wordt, helemaal het zijne. Kan hij dan angstig zijn? Kan hij zich schamen voor zichzelf? Dat is onmogelijk!

Ach, mijn dochter, het is de zonde die wanorde veroorzaakt in het schepsel, zo erg zelfs dat hij zichzelf wil vernietigen, omdat hij mijn aanwezigheid niet kan verdragen. Op de dag van het oordeel zal het vreselijk zijn voor het kwaad. Als ik het zaad van de liefde niet in hen zie, maar zelfs haat jegens Mij, zal mijn rechtvaardigheid zich opdringen zodat ze Mij niet zullen beminnen. Net zo gaat het met mensen die zichzelf niet beminnen en niet omhelsd willen worden. Vandaar dat zij gebruik willen maken van de middelen om zo ver mogelijk van Mij weg te blijven. Bovendien degenen die niet bij Mij willen blijven wil Ik ook niet bij Me houden – en Ik vlucht van hen weg. Alleen liefde verenigt alles en maakt iedereen gelukkig”.
deel 8 – 6 september  1908

Jezus ondergaat de geseling om de verloren mensheid weer te verenigen met zijn Mensheid. Wie weggaat bij Jezus doet dit vanuit een halsstarrige wil en zulk een ziel gaat verloren.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand overwoog ik het mysterie van de geseling. Toen kwam Jezus, legde zijn handen op mijn schouders en binnenin mij hoorde ik Hem zeggen: “Mijn dochter, Ik wilde dat mijn vlees van mijn hele Mensheid in flarden werd gescheurd en verspreid en mijn bloed werd vergoten om de verloren mensheid weer met Mij te herenigen. Door dit te doen ging in feite niets van wat werd afgescheurd van mijn Mensheid, vlees, bloed en haar, verloren bij de verrijzenis, maar alles werd weer verenigd met mijn Mensheid. In de geseling nam Ik alle schepselen weer in Mij op. Dientengevolge doet hierna iedereen die Mij verlaat dit vanuit een halsstarrige wil die zich losscheurt van Mij en hij gaat weg en gaat verloren”.



deel 8 – 7 september  1908

Naargelang de ziel in dit leven veel moest ontberen, des te meer rijkdom zal ze eeuwig hebben in de Hemel.

In mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, naargelang de ziel hier veel moest ontberen des te meer rijkdom zal ze hebben in de Hemel. Hoe armer men is op aarde, des te rijker zal men zijn in de Hemel. Hoe meer men smaak, plezier, amusement, uitstapjes en wandelingen op aarde heeft gemist, des te meer heerlijkheden en vreugden zal men vinden in God. Oh, wat een tochten in de ruimten der Hemelen – vooral in de onmetelijke Hemelen van de eigenschappen van God. Iedere eigenschap van God is weer een Hemel.

Voor de zaligen die daar binnenkomen kan de Hemel vergeleken worden met een deur naar de eigenschappen van God. Dus wie door die deur gaat heeft grotere vreugden. Daar komt bij dat hoe meer zij blijven verdergaan hoe meer zij er smaak in vinden – en hoe meer zij zich zullen verheugen en genieten. Wie daarom de aarde achter zich laat kan rekenen op de Hemel, zelfs in de kleinste dingen. Daaruit volgt dat wie meer wordt veracht meer geëerd zal worden, wie kleiner is zal groter zijn, wie onderdanig is zal meer beheren en zo voor al het overige. En toch wie onder de stervelingen denkt erover zich op aarde iets te ontzeggen om het in de Hemel eeuwig te bezitten? Bijna niemand”.


deel 8 – 3 oktober  1908

De ziel die voortdurend goed blijft doen zal altijd genade krijgen en Jezus leven wordt haar leven.

Vanmorgen verscheen de gezegende Jezus bijna als een schaduw en Hij zei: “Mijn dochter, zo lang een ziel voortdurend goed blijft doen is de genade met haar en schenkt leven aan al haar werken. Als een ziel echter onverschillig blijft voor goede werken of als zij het kwade doet, trekt de genade zich terug omdat genade niet betrokken is bij die dingen. Dus niet in staat daaraan deel te nemen vertrekt de genade zonder haar eigen leven te beheren. Zij vertrekt wel met spijt, totaal ongelukkig.

Wil je daarom dat de genade altijd met je is en mijn leven het jouwe? Blijf dan altijd het goede doen en mijn hele Wezen zal zich in jou ontwikkelen. Zo hoef je niet te lijden als je mijn aanwezigheid soms moet missen. Daarom zie je Me niet, maar je ervaart me in al je werken en dat doet voor een deel de pijn van Mij te moeten missen afnemen”.


deel 8 – 23 oktober  1908

Rechtschapen werken betekent al goddelijke kennis.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand kwam de gezegende Jezus en zei: “Mijn dochter, al de goddelijke kennis ligt vervat in rechtschapen werken. Rechtschapenheid houdt immers al de schoonheid en het goede in dat men kan vinden – men treft orde aan, nuttigheid, schoonheid en bekwaamheid. Een werk is alleen goed in zoverre het gericht is op het goede, maar als draden krom lopen en op een kromme manier geleid worden zal men niets van dat werk begrijpen. Bovendien zullen ze niets anders zien dan wanorde wat noch nuttig is noch goed.

Wat Ik heb gedaan, van het kleinste tot het grootste, wordt gezien als ordelijk en het is allemaal gericht op een nuttig doel. De bron immers waaruit die acten voortkomen was rechtschapen werk.
Het schepsel, voorzover het goed is, zal die overeenkomstige goddelijke wetenschap in zich zelf aantreffen. Vandaar dat, voor zover het schepsel rechtvaardig is, veel goede dingen uit hem voortkomen. Een kronkel in de draad echter in het werk van het schepsel is voldoende om het schepsel te verwarren en de werken die uit hem voortkomen verduisteren de goddelijke kennis die zijn werken bevatten.

Wie het rechtschapene loslaat verlaat het juiste pad. Hij verlaat het heilige, het schone, het nuttige en de grenzen waarbinnen God hem heeft geplaatst. Als hij immers loslaat wat rechtschapen is wordt hij als een plant die niet veel aarde heeft. Onder de stralen van een brandende zon of in tijden van ijs en wind zal de invloed van de goddelijke kennis bij zo'n plant opdrogen. Het gaat hetzelfde als met werken met kronkels. Als bij het schepsel veel substantie van de goddelijke kennis ontbreekt zal het schepsel onvermijdelijk uitdrogen te midden van de wanorde”.




deel 8 – 20 november  1908

Als ware liefde de spijs wordt en het voortdurende voedsel van een ziel, voelt zij haar menselijke liefde met al zijn opwellingen niet meer.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand was ik vol bitterheid en gemis. Toen kwam de gezegende Jezus vanmorgen even en ik klaagde bij Hem over mijn toestand. In plaats van me echter te antwoorden hield Hij me dichter tegen zich aan. Waarop Hij, zonder te antwoorden op wat ik had gezegd, zei: “Mijn dochter, de waarlijk liefhebbende ziel is niet tevreden met Mij lief te hebben vanuit verlangen, wensen of opwellingen, maar is alleen gelukkig als zij de liefde heeft gemaakt tot spijs en dagelijks voedsel. Dan kan liefde stabiel worden en serieus en verliest al de wispelturigheid van de liefde waaraan het schepsel onderhevig is. Vandaar dat liefde het voedsel van de ziel wordt en zich verspreidt over het lichaam.

Als deze liefde opgaat in alle cellen heeft de ziel de kracht om de vlagen van de liefde te ondersteunen die haar verteren en leven geven. Als de ziel deze liefde in zichzelf bevat en haar bezit, ervaart zij die wensen en verlangens als niet langer levend. De ziel ervaart alleen meer van de liefde die zij bezit. Dit is de liefde van de zaligen in de Hemel. Dit is mijn zelfde liefde. De zaligen branden, maar zonder angst, zonder iets te laten horen; zij branden met standvastigheid en bewonderenswaardige ijver.

Als de menselijke liefde van de ziel haar kenmerken verliest is dat een teken dat de ziel er toe gekomen is om zich te voeden met enkel liefde. Als men enkel wensen, verlangens en opwellingen ziet, is dat een teken dat de liefde niet de spijs voor de ziel is en dat alleen een deel van die ziel is gewijd aan de liefde. Dientengevolge is de menselijke liefde sterk als de liefde niet alles is in die ziel. Aldus komen er opwellingen boven bij die ziel die menselijke liefde bevatten. Die zielen die zo'n wispelturige mensen zijn, zijn niet standvastig in de liefde. De bovengenoemde zielen zijn daarentegen sterk als bergen die nooit in beweging komen”.




deel 8 – 16 december  1908

Jezus wil Luisa maken tot een grote, niet zo maar een martelaar – en Hij doet dat doordat zij Hem moet missen.

De dagen doorbrengend in bitterheid klaagde ik in mezelf bij onze Heer: “Hoe wreed hebt U me in de steek gelaten, U zei dat U me had uitverkoren als uw kleine dochter en dus wilde U me altijd in uw armen houden. Maar nu? U hebt me op de grond geworpen en in plaats van een kleine dochter zie ik dat ik ben veranderd in een kleine martelaar! Hoe klein dit martelaarschap echter ook is, het is wreed en hard, bitter en intens.

Toen ik dit zei, bewoog Jezus in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, je vergist je. Het is niet mijn Wil om van jou een kleine martelaar te maken maar een grote. Ik heb je immers de kracht gegeven om het gemis van Mij met geduld en berusting te verdragen, wat iets zeer pijnlijks is – bitterder dan wat dan ook. Op aarde en in de Hemel is er geen andere pijn die dit evenaart of er op lijkt. Is dit heldhaftig geduld niet de hoogste graad van liefde, terwijl al de andere liefde daarbij achter blijft of in het niet valt. Is er liefde die daarmee vergeleken kan worden of nog groter is? Is dit dan niet een groot martelaarschap?

Jij spreekt van een martelaar omdat jij ervaart dat je niet zo veel lijdt. Het is niet dat je niet lijdt, het is het martelaarschap van Mij te missen dat jouw andere pijnen absorbeert en die laat verdwijnen. Jouw gedachte immers Mij te missen geneest je niet en draagt ook geen zorg voor jouw ander lijden. Door er echter geen aandacht aan te besteden, voel je de zwaarte niet; daarom zeg je dat je niet lijdt. Dientengevolge heb Ik je niet op de grond geworpen, maar Ik houd je zelfs inniger dan ooit in mijn armen! Ik zei je dat Ik Paulus bij het begin van zijn bekering voldoende genade heb gegeven, aan jou geef Ik die bijna onophoudelijk. Een teken hiervan is dat je innerlijk aanwezig bent bij wat je ook doet alsof Ik voortdurend bij je was en Ik nu doe wat jij schijnbaar zelf doet. Dat je je voelt opgaan in Mij, je verbonden voelt met Mij, altijd aan Me denkt en triest bent dat je Me niet ziet komt niet door jou. Het is geen gewone genade maar een bijzondere en doeltreffende genade. Verder, als Ik je veel gegeven heb is dat een teken dat Ik je vurig bemin en dat Ik vurig verlang door jou bemind te worden”.


deel 8 – 25 december  1908

Drie manieren die het Jezus mogelijk maken om in ons hart geboren te worden.
1). leeg te zijn van alles om vervuld te worden van Hem.
2). alles wordt en moet gedaan worden voor Hem.
3). de drie liefdes: heldhaftige, steeds toenemende en offerende liefde.
In mijn gebruikelijke toestand verlangde ik naar het kindje Jezus. Na veel ontbering verscheen Jezus toen in mijn binnenste als een kleine baby en zei: “Mijn dochter, de beste manier om Mij geboren te laten worden in jullie eigen hart is je leeg te maken van alles. Als Ik deze ruimte vind kan Ik al mijn eigendommen in jou onderbrengen. Met het gevolg dat Ik voor altijd kan blijven als er een plaats is die alles kan bevatten wat Ik bevat, alles wat Ik ben. Iemand die in het huis van een ander gaat wonen is tevreden als hij in dat huis ruimte vindt om al zijn spullen onder te brengen. Anders zou hij ongelukkig zijn. Zo gaat dat bij Mij.

De tweede manier om Mij geboren te laten worden en mijn geluk te vergroten is dat alles wat de ziel is en doet, in – en uitwendig, wordt gedaan en moet gedaan worden voor Mij. Alles moet dienen voor Mijn glorie, om mijn geboden uit te voeren. Als er zelfs maar één enkel ding – een gedachte, een woord – niet voor Mij is, voel Ik me ongelukkig. Als bovendien dingen los gedaan worden van hun meester, maken zulke zielen Mij tot slaaf. Hoe kan Ik dit alles toelaten?

De derde manier is heldhaftige liefde, als maar groeiende liefde en offerende liefde. Deze drie liefdes doen mijn geluk toenemen op een schitterende wijze. Dat komt omdat zij de ziel doen heersen over de andere krachten en haar doen beminnen alleen met mijn kracht. Deze ziel doet mijn geluk toenemen doordat zij niet alleen zelf Mij bemint maar ook anderen Mij doet beminnen. Vandaar dat zo'n ziel alles wil lijden, zelfs haar eigen dood om in alles te kunnen triomferen. Bovendien maakt het die ziel mogelijk Mij te zeggen: 'Ik heb niets anders meer. Alles is alleen liefde voor U'. Deze manier maakt niet alleen dat Ik in die ziel geboren word en Mij laat groeien, maar zal een prachtige Hemel voor Mij vormen in haar eigen hart”.
Terwijl Hij dat zei keek ik naar Hem. Waarna Hij in één ogenblik, van klein heel groot werd, zodanig dat Ik geheel van Hem vervuld bleef. Toen verdween alles.


deel 8 – 27 december  1908

Het 'Ik heb U lief' tussen de gezegende Moeder en het kindje Jezus. Hoe de liefde van het schepsel zijn grenzen en zijn tijd heeft, terwijl Gods liefde ongeschapen, eindeloos en eeuwig is. Het heil en de eer die een ziel ontvangt door Jezus te zeggen 'Ik heb U lief'.

Terwijl ik overwoog hoe de gezegende Moeder het kindje Jezus melk gaf, zei ik bij mezelf: “Wat zou er zich afspelen tussen de heilige Moeder en de kleine Jezus in deze act?” Op dat ogenblik voelde ik Hem bewegen in mijn binnenste en ik hoorde Hem zeggen: “Mijn dochter, toen Ik de liefde van haar hart opzoog, nam Ik meer liefde dan melk. Bovendien voelde Ik onder het zogen hoe Zij zei: “Ik heb Je lief, Ik heb Je lief, oh Zoon” en Ik herhaalde Haar: “Ik heb U lief, Ik heb U lief, oh moeder”. Maar dat niet alleen, bij mijn 'Ik heb U lief' voegde de Vader zijn liefde en de heilige Geest antwoordde met: “Ik heb U lief , mijn onbevlekte Bruid”. En ook de hele schepping, al de engelen en heiligen, de sterren, de zon de waterdruppels, de planten en bloemen, de zandkorrels – al de elementen volgden Mijn. 'Ik heb U lief' en zij herhaalden: “Ik heb U lief, oh Moeder van onze God, in de liefde van onze Schepper”.

Mijn Moeder werd overweldigd toen Ze dit alles zag. Ze vond zelfs geen plekje waar Ze niet kon horen zeggen dat Ik Haar liefhad. Haar liefde bleef bijna alleen achter. Toch herhaalde Zij: “Ik heb U lief. Ik heb U lief”. Haar liefde kon de mijne echter niet evenaren, omdat de liefde van het schepsel zijn grenzen en zijn tijd heeft. Mijn liefde is juist omgekeerd; ongeschapen, eindeloos en eeuwig. Dit overkomt iedere ziel. Als de ziel tot Mij zegt: “Ik heb U lief” zeg Ik ook tot haar “Ik bemin je” en samen met Mij bemint de hele schepping haar in mijn liefde. Oh, als de schepselen maar eens konden begrijpen wat zij aan heil en eer krijgen alleen maar door te zeggen “Ik heb U lief”. Het is voldoende om alleen dit te zeggen: En God antwoordt van zijn kant door hen te eren met zijn “Ik heb je lief”.


deel 8 – 28 december  1908

Jezus voorspelt Luisa aardbevingen in Messina, Sicilië en Calabrië. Hoe grote gebieden van de wereld zullen vernietigd worden door aardbevingen, overstromingen en oorlogen.

In mijn gebruikelijke toestand had ik het gevoel alsof de aarde beefde en dat die onder mij vandaan wegviel. Ik werd angstig en zei bij mezelf: “Heer, wat is dit?” Waarop Hij, in mijn binnenste zei: “Aardbevingen”. Toen viel Hij stil.

Ik schonk bijna geen aandacht aan Hem en bij mezelf blijvend ging ik door met mijn gebruikelijke innerlijke acten. Vijf uur nadat Hij het eerst tot mij gesproken had voelde ik de aardbeving met mijn zintuigen. Nauwelijks was dit gevoel voorbij of ik bevond me buiten mezelf. Wat verward zag ik angstwekkende dingen. Dat zicht werd me echter direct ontnomen en ik bevond me in een kerk. Vanaf het altaar kwam een in het wit geklede jonge Man, waarvan ik geloofde dat het onze Heer was – maar ik kon het niet zeker zeggen. Toen Hij dicht bij me was, zei die jonge Man met een indrukwekkende blik tot mij: “Kom”.

Ik voelde me verpletterd, niet in staat me op te richten. Terzelfder tijd constateerde ik bij mezelf dat ik gegeseld werd en vernietigd. Bijna weigerend op de uitnodiging in te gaan zei ik: “Maar Heer, is het al tijd om mij bij U op te nemen?” Toen stortte die jonge Man zich in mijn armen en een inwendige stem sprak: “Kom, oh dochter, zodat Ik op kan houden met de wereld. Ik zal grote gebieden vernietigen door aardbevingen, overstromingen en oorlogen”. Hierna bevond ik me weer in mezelf.
deel 8 – 30 december  1908

Jezus kwam als een kleine baby om al de offers en kleine acten van de kindsheid te vergoddelijken. Als een kind begint te zondigen begint er een scheiding te ontstaan tussen Jezus en dat kind.

Ik overwoog het mysterie van de kindsheid van Jezus en ik zei bij mezelf: “Mijn kind, aan hoeveel pijnen wilde U zich onderwerpen. U was niet tevreden met het opgeven van uw grootheid, U wilde kind worden, U laten inbakeren, de stilte en de bewegingloosheid van uw kleine Mensheid – van voeten, handen enz. – en om welke reden?”

Toen ik dit zei bewoog Hij in mijn binnenste en zei: “Mijn dochter, mijn werken zijn volmaakt. Ik wilde komen als een kleine baby om al offers en al de kleine acten van de kindsheid te vergoddelijken. Als baby's geen zonden begaan blijft alles opgenomen in mijn Kindsheid en door Mij vergoddelijkt. Als een kind begint te zondigen; maakt hij een begin met de scheiding tussen Mij en het schepsel – een pijnlijke scheiding voor Mij en treurig voor hem”.
Daarop zei ik: “Hoe kan dat nou? Als kinderen niet tot de jaren van verstand gekomen zijn kunnen ze dan verdiensten vergaren?” Waarop Hij zei: “Ik geef hun deze verdienste op de eerste plaats als mijn genade en ten tweede omdat het niet hun wil is dat zij geen verdienste willen. Dat is nu eenmaal de kindsheid door Mij aldus bepaald. Daarom is het niet tot mijn eer maar Ik accepteer de vrucht als een tuinman die iets geplant heeft, maar tot zijn teleurstelling later ontdekt dat de plant niet goed is. Of als de ambachtsman die een beeld maakt en nadien ontdekt dat er iets aan mankeert – en zo gaat het dikwijls. Alleen de zonde vernietigt mijn leven in het schepsel dat zo van Mij gescheiden wordt. Dus alles wat deel uitmaakt van Mij, verlaat het schepsel en keert weer naar Mij terug – zelfs de onbeduidendste acten – met het ere-stempel van mijn Schepping”.


deel 8 – 2 januari  1909

Jezus beschouwt zijn lot van zijn sacramentele tegenwoordigheid, begraven onder het puin van de aardbeving als minder walgelijk dan wat Hij moet verduren in het tabernakel of de heiligschennissen van priesters en het volk. Wanneer priesters ophouden met licht te verspreiden zal het volk tot excessen komen die Jezus' rechtvaardigheid zullen dwingen hen te verdelgen. Jezus waarschuwt voor meer aardbevingen omdat het volk, in plaats van zich te bekeren, doorgaat met Hem te beledigen.

Met grote tegenzin en alleen uit gehoorzaamheid pak ik weer op wat ik overwoog op 28 december over de aardbeving. Ik dacht na over het lot van zo veel arme mensen, nog levend onder het puin, en over het lot van mijn Heer in 't heilig Sacrament, die ook levend wordt begraven onder het puin. Ik zei bij mezelf: Het lijkt wel of de Heer tegen die mensen zegt: “Voor jullie heb Ik hetzelfde lot ondergaan vanwege jullie zonden. Ik ben bij jullie om jullie te helpen en jullie kracht te geven. Ik hou zo veel van jullie dat Ik wacht op een ultieme act van liefde om jullie allen te redden – en besteed geen aandacht aan al het kwaad dat jullie in het verleden hebben begaan”. Ach, mijn Goed, mijn Leven, mijn Alles, ik zend mijn aanbidding tot onder het puin en overal waar U wordt aangetroffen stuur ik mijn omhelzingen, mijn kussen en al mijn vermogens om U voortdurend gezelschap te houden. Oh, hoe graag kom ik U bevrijden om U onder te brengen op een aangenamer plaats die U waardig is.

Op dat ogenblik zei mijn aanbiddelijke Jezus in mijn binnenste: “Mijn dochter, je hebt een beetje de buitensporigheden van mijn liefde beschreven die Ik ook voelde voor de mensen op het moment van mijn geseling. Dit is echter niet alles, er is nog meer. Weet dan, dat mijn sacramenteel lot minder ongelukkig en minder walgelijk beschouwd kon worden onder het puin dan in het tabernakel. Het aantal en de aard van de heiligschennissen door priesters en ook door het volk is zo erg dat Ik het beu geworden ben om af te dalen in de priesterlijke handen en in al hun harten. Dat dwingt Mij bijna allen te vernietigen.

Bovendien wat zal Ik zeggen van de eerzucht, van de schandalen onder priesters? Er is nog steeds duisternis onder hen in plaats van dat het licht toeneemt zoals het zou moeten. Als priesters voorts op een punt komen dat ze geen licht meer verspreiden komt het volk tot excessen en mijn rechtvaardigheid wordt gedwongen om hen te vernietigen”. Ik dacht ook over zijn afwezigheid en ik was bang dat er zich zelfs hier een heftige aardbeving zou kunnen voordoen. Ik zag mezelf alleen zonder Jezus en ik voelde me zo bedrukt, dat het voelde of ik ging sterven. Uit medelijden met mij kwam de goede Jezus als een snelle schaduw en zei:

“Mijn dochter, voel je niet zo te neer gedrukt. Om wille van jou zal Ik deze stad sparen voor ernstige schade. Kijk eens of Ik moet doorgaan met straffen: In plaats van zich te bekeren, zich over te geven bij het bericht over de vernietiging van de andere provincies, praten zij over al die andere plaatsen, de omgeving waar het gebeurt en intussen gaan ze voort met Mij te beledigen! Hoe blind en dwaas zijn ze! Is niet de hele aarde in mijn macht? Kan Ik misschien niet de afgronden van de aarde openen en haar ook op andere plaatsen verzwelgen? Bovendien zal Ik, om hen de ogen te openen, aardbevingen veroorzaken in andere streken waar zich die gewoonlijk niet voordoen”.

Bij deze woorden leek Hij zijn hand uit te strekken over het middelpunt van de aarde, nam daar vuur en verspreidde dat over de oppervlakte van de aarde. Toen schudde en beefde de aarde, op sommige plaatsen meer dan op andere en Hij vervolgde: “Als dit nog maar het begin van de straffen is, wat zal het einde dan wel niet zijn?”
deel 8 – 8 januari  1909

De intiemste eenheid met Jezus en het goddelijke doel en de vrucht van de heilige Communie is dat de ziel alleen in haarzelf het goddelijk Wezen erkent. Hoe Jezus' liefde teleurgesteld wordt omdat de zielen zo weinig vruchten bekomen vanuit dit sacrament.

Na de heilige Communie ontvangen te hebben vroeg ik me af hoe ik dichter dan ooit bij de gezegende Jezus kon geraken en Hij zei: “Om je inniger met Mij te verenigen zodat je tenslotte je wezen binnenin Mij verliest zoals Ik mijn Wezen inprent in het jouwe, moet je alles nemen wat het mijne is en alles loslaten wat het jouwe is. Je moet dit zo doen dat je altijd denkt aan heilige dingen, alleen aan die dingen die het goede betreffen – de eer en glorie van God. Laat daarom jouw gedachten los en neem goddelijke gedachten op. Dus als je spreekt of goed doet en je doet dat alleen uit liefde tot God, laat jouw mond en handen dan los en neem mijn mond en mijn handen. Als je gaat langs heilige en juiste paden dan zul je gaan met mijn eigen voeten. Als je hart alleen Mij lief heeft dan laat je jouw hart los om het mijne te nemen. Zo heb je Me lief met mijn eigen liefde en zo gaat het met al het andere. Aldus zul je bekleed blijven met het mijne en Ik met al het jouwe. Zodoende zal Ik mijzelf binnenin jou vestigen met al wat het mijne is. Kan er hechtere eenheid zijn?

Als een ziel op het punt komt dat ze zichzelf niet meer erkent, maar alleen het goddelijke Wezen in zichzelf, is dat de vrucht van goede communies. Dit is immers het goddelijk doel dat Ik de zielen wil duidelijk maken. Maar dikwijls wordt mijn liefde teleurgesteld! Hoe weinig vruchten vergaren de zielen door dit sacrament en dat gaat zo ver dat de meesten hoogstens onverschillig blijven voor dit goddelijk voedsel, om niet te spreken van dat ze ervan walgen”.


deel 8 – 22 januari  1909

Verschil tussen Jezus spontane geschenken (geen verplichting bindt Hem) en verplichte gaven (Hij is de schuldenaar van de ziel). Hoe Jezus liefdes-schulden met de ziel aangaat, schulden als schatten die Hij voor altijd in zijn hart bewaart.

Ik bedacht hoe dikwijls ik Onze Heer de laatste tijd gemist heb en ook de laatste jaren. Op een keer nadat ik bijna een uur op onze Heer gewacht had, klaagde ik bij Hem hoe lang het had geduurd voor Hij kwam en de gezegende Jezus zei: “Mijn dochter, als Ik je verras – door zelfs te komen vóór je naar Mij verlangt en Ik kom zonder je te laten wachten, ben je Me niets schuldig. Als Ik je echter even laat wachten en dan kom, ben Ik je zeker iets schuldig. Bovendien, lijkt het jou onbelangrijk dat een God je de gelegenheid geeft om jouw schuldenaar te zijn?” Waarop ik zei bij mezelf: “Soms zijn het uren, dan weer dagen – wie weet hoeveel Hij me momenteel schuldig is? Vanwege de vele dingen die Hij doet bij deze liefdes-strategieën. Die moeten ontelbaar zijn. Maar dan dacht ik bij mezelf: “En wat voor nut heeft 't als God je iets schuldig is? Ik denk dat het voor Jezus het zelfde is of Hij iets verschuldigd is of niet. Op een bepaald moment zou Hij zoveel aan een ziel kunnen geven dat het gelijk opgaat en de schulden overtreft. Dan geloof ik dat de schulden wegvallen”.

Terwijl ik dat dacht zei de gezegende Jezus in mijn binnenste: “Mijn dochter, je zegt onzin. Behalve de spontane geschenken die Ik zielen geef, zijn er ook verplichte gaven. Spontane geschenken kan Ik de zielen wel of niet geven – dat is mijn keuze; dat ben Ik niet verplicht. Maar voor gaven die Ik verschuldigd ben aan zielen zoals jij, voel Ik Me verplicht – gedwongen – hun te geven wat zij verlangen, hun mijn gaven te schenken.

Stel je voor, een man en twee andere. Een van die twee echter geeft zijn geld in veilige bewaring bij die man; de ander doet dat niet. Wie van die twee is meer zeker van zijn geld in tijd van nood: degene die zijn geld in handen geeft van die man of degene die dat niet doet? Natuurlijk, degene die zijn geld in handen geeft van die man zal degene zijn die met een positieve instelling, moed, vertrouwen en zekerheid die man gaat vragen wat hij nodig heeft. Als hij dan merkt dat die man aarzelt om het hem te geven zal hij die man ronduit zeggen: Zeg, kom nou, geef het mij want ik vraag je niets wat van jou is maar het mijne. Degene die daarentegen niets in handen heeft gegeven van die man zal hem aarzelend benaderen, zonder vertrouwen. Hij zal afhankelijk zijn van die man zal die man hem willen helpen of niet? Dit is het verschil tussen een ziel aan wie Ik iets schuldig ben en iemand die Ik niets verschuldigd ben. Als je maar eens kon begrijpen hoeveel goeds deze overeenkomst Mij oplevert?”

Ik zeg erbij dat ik, terwijl ik aan het schrijven was, over andere dwaze dingen dacht: “Als ik in de Hemel ben, lieve Jezus, zult U merken hoe U me verwond hebt door zoveel schuld op U te nemen. Als U me echter komt halen en ik ben de schuldenaar, dan zult U me als we elkaar voor 't eerst ontmoeten, in uw goedheid verlossen en al deze schulden vergeven. Maar terwijl ik dat dacht zei Hij me in mijn binnenste: “Mijn dochter, Ik zal niet denken dat Ik je te veel verwend heb. Ik zal tevreden zijn omdat mijn schulden liefdes-schulden zijn, en Ik wil liever schuldenaar zijn dan dat jij schulden hebt. Terwijl deze schulden die Ik met jou overeengekomen ben, schulden voor Mij zijn, zullen die ook onderpand en schatten zijn die Ik voor altijd in mijn hart bewaar. Zij zullen jou het recht geven meer door Mij bemind te worden dan vele anderen en dat zal een vreugde, een grotere glorie zijn voor Mij. Bovendien zul je zelfs beloond worden voor je, adem je miniemste verlangen, je hartslag. Daar komt nog bij, hoe meer je aandringt, hoe meer vreugde je Me bezorgt en hoe meer Ik je zal geven. Ben je tevreden?” Ik bleef verward achter en wist niets meer te zeggen.

deel 8 – 27 januari  1909

Jezus legt Luisa uit dat zij is “Luisa van de passie in het tabernakel”. Als Luisa deelt in Jezus pijnen wordt de wereld gespaard voor geselingen. Zo niet dan neemt ze deel aan het sacramentele leven en wordt de wereld gegeseld.

In mijn gebruikelijke toestand zei ik bij mezelf: “Wat heb ik een nutteloos leven! Wat voor goeds doe ik? Alles is voorbij. Er is geen deelname meer aan de doornen, het kruis, de spijkers – het lijkt of alles voorbij is. Ik lijd, ja, zo veel dat ik niet kan bewegen. Het is reumatische pijn overal, maar het is iets volkomen natuurlijk. Het laat echter voortdurend de gedachte van de passie bij me achter – hoe ik mijn wil verenigde met die van Jezus, Hem aanbood wat Hij leed en ook mijn lijden zoals Hij 't wilde en voor wie Hij het wilde. Daarom blijft er niets over dan doffe ellende. Is dit dan het doel van mijn leven?”
Terwijl ik dat dacht kwam de gezegende Jezus plotseling als een lichtflits en Hij zei: “Mijn dochter, weet je wie jij bent? Luisa van het tabernakellijden. Als je deelneemt aan mijn pijnen ben je steeds op Calvarië; zo niet dan blijf je in het tabernakel. Je ziet hoe het is: in het tabernakel is er geen kruis, geen doornen – toch is het offer hetzelfde als op Calvarië. De gebeden zijn hetzelfde en het offer van mijn leven gaat steeds door. Mijn Wil is in niets veranderd. Ik smacht van dorst naar de redding van de zielen. Dientengevolge kan men zeggen dat de acten van mijn sacramentele leven, verenigd met mijn sterfelijk leven, op één punt altijd samen gaan. Zij zijn in niets verminderd maar alles is inwendig. Dus als jouw wil hetzelfde is als de Mijne en Ik heb gedeeld in jouw pijnen, zijn jouw offers hetzelfde – en jouw innerlijk is verenigd met Mij en met mijn Wil. Heb Ik geen gelijk als Ik je zeg dat jij Luisa van het tabernakellijden bent? Er is alleen dit verschil: Als Ik jou laat delen in mijn pijnen neem je deel aan mijn sterflijk leven en Ik stel de wereld vrij van zeer ernstige geselingen. Als Ik jou er niet in laat delen gesel Ik de wereld en jij deelt in mijn sacramenteel leven. Het leven is echter altijd één”.


deel 8 – 28 januari  1909

Luisa als slachtofferziel houdt alles in, maakt goed voor allen en Jezus vult haar met wat vergeleken kan worden met een onmetelijke zee van genade in tegenstelling tot een smal stroompje dat anderen krijgen. Hoe liefde en genade elkaar wederzijds aantrekken.

Ik had een boek gelezen over verschillende manieren van innerlijk werken en hoe Jezus zielen schadeloos stelt die die verrichten met overvloed van genade en nog grotere overvloed van liefde. Het stond me allemaal aan wat ik had gelezen over de verschillende manieren waarover Jezus mij in mijn innerlijk had onderricht. Daarop begon ik zulke manieren te vergelijken met die van het boek en het kwam me voor dat de eerstgenoemde zo onmetelijk waren dat het leek op het vergelijken van de zee met een smal stroompje.
Vandaar dat ik tegen mezelf zei: “Als dat waar is, wie weet dan hoeveel genade mij zal worden ingestort en hoeveel goeds mijn altijd beminnelijke Jezus mij zal geven”.

In mijn gebruikelijke toestand kwam mijn goede Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, je weet niet wat het betekent om een uitverkoren slachtoffer te zijn. Als slachtoffer bevatte Ik alles in Mijzelf – al de werken van de schepselen – hun genoegdoening eerherstel, aanbidding en dankzegging. Daarom deed Ik voor allen te samen en voor ieder afzonderlijk wat zij verondersteld werden te doen. Zo ook voor jou. Als slachtofferziel is het nutteloos om jezelf met anderen te vergelijken. Dat komt omdat jij in jezelf niet alleen de beweging van één bevat maar de verschillende bewegingen van allen. Door het weer goed te maken voor allen te samen en voor ieder afzonderlijk, geef Ik bovendien dientengevolge de genade die Ik niet alleen aan jou geef – maar evenveel genade als Ik aan alle schepselen samen geef. Vandaar dat ook de liefde alles overtreft wat Ik voor alle schepselen samen verlang omdat genade en liefde altijd samen gaan. Die zetten slechts één stap, hebben maar één maat en één verlangen. Liefde trekt genade aan en genade liefde – die zijn niet te scheiden. Zo kun je hierin de immense zee zien die Ik in je heb aangebracht en het kleine stroompje dat Ik anderen heb geschonken”.
Ik stond verbaasd toen ik zoveel genade vergeleek met zoveel ondankbaarheid en mijn grote zondigheid.


deel 8 – 30 januari  1909

Een teken waardoor je de toestand van een ziel kent. Als de ziel de waarde beseft van het lijden staat ze er goed voor; zo niet dan is het slecht met haar gesteld. Omschrijving van het “waarom” – en hoe dit de vernietiging betekent van de goddelijke wijsheid in zielen.

Nog steeds in mijn gebruikelijke toestand, bevond ik me buiten mezelf. Ik meende een ziel te zien in het vagevuur die ik kende en ik zei haar: “Zeg me eens, hoe sta ik ervoor bij God? Ik ben zo bang, vooral vanwege de toestand waarin ik me bevind”. Waarop zij me zei: “Er is niet veel voor nodig om te weten of je er goed voor staat of niet: als je het lijden op waarde schat, sta je er goed voor; als je dat niet op waarde schat, sta je er slecht voor. Dat komt omdat hij die het lijden op waarde schat, waarde hecht aan God – en door Hem op waarde te schatten kun je Hem nooit mishagen. Dus dingen die worden gewaardeerd worden op waarde geschat. Ze worden als kostbaar beschouwd en beter beschermd dan men zichzelf beschermt. Kan het overigens ooit mogelijk zijn dat men voor zichzelf het kwade zou wensen?

Hierna kwam de gezegende Jezus plotseling en zei: “Mijn dochter, bij bijna alle gebeurtenissen herhalen schepselen altijd weer: Waarom? Waarom? Waarom? Waarom deze ziekte? Waarom deze toestand van de ziel? Waarom deze straf? En zo zijn er zoveel ogenblikken van Waarom? De uitleg over het waarom wordt op aarde niet genoteerd, wel in de Hemel – waar iedereen het zal lezen. Weet je wat “waarom” is. Het is egoïsme dat voortdurend de eigenliefde voedt. Weet je waar het “waarom” werd geschapen? In de hel. Wie sprak het 't eerst uit? Een duivel. De uitwerking van het eerste “waarom” was het verlies van de onschuld in Eden, de strijd van de onverzoenlijke hartstochten, de ondergang van zoveel zielen en al het kwaad in het leven. De geschiedenis van het “waarom”is lang. Het is voldoende je te zeggen dat er geen kwaad in de wereld is dat niet het teken van het “waarom” draagt. Het “waarom” is de vernietiging van de goddelijke wijsheid in de zielen. Weet je overigens waar het “waarom” zal worden begraven? In de hel – om de verloren zielen voor altijd rusteloos te maken, zonder ooit tot vrede te komen. De listigheid van het “waarom” is oorlog voeren tegen de zielen zonder hun ooit rust te gunnen”.

Dank U God!









Einde deel 8